ECLI:NL:RVS:2002:AE2528
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins-de Vin
- A.U. Kallan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door A.R. Geymer, die beweerdelijk optreedt namens een vreemdeling, tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage. De voorzieningenrechter had op 12 februari 2002 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie, maar had deze beslissing vernietigd en de rechtsgevolgen in stand gelaten. Geymer heeft echter geen bewijs geleverd van zijn vertegenwoordiging van de vreemdeling, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het instellen van hoger beroep. De Afdeling heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij als gemachtigde van de vreemdeling kon optreden, en dat zijn verklaring dat hij daartoe gevolmachtigd is, niet voldoende is zonder de benodigde bewijsstukken. De uitspraak van de voorzieningenrechter blijft daarmee in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 april 2002.