ECLI:NL:RVS:2002:AE2552

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104088/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • H. Troostwijk
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van de Raad voor Rechtsbijstand inzake toevoeging en schade-uitkering

Op 15 mei 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch. Het geschil betreft de intrekking van een voorwaardelijke toevoeging die aan appellante was verleend. De Raad voor Rechtsbijstand had op 7 maart 2000 besloten om de voorwaardelijke toevoeging met terugwerkende kracht in te trekken en niet om te zetten in een definitieve toevoeging. Appellante was het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De rechtbank verklaarde het beroep op 15 juni 2000 ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de schade-uitkering die appellante ontving voor de vervanging van een gestolen Swarovski-kristal, niet buiten beschouwing kon worden gelaten bij de beoordeling van haar vermogen. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere beslissing in een ander licht zouden plaatsen. De Raad van State heeft daarom het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2002.

Uitspraak

200104088/1.
Datum uitspraak: 15 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 15 juni 2000 (lees: 15 juni 2001) in het geding tussen:
appellante
en
de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2000 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch de aan appellante verstrekte voorwaardelijke toevoeging met terugwerkende kracht ingetrokken en niet in een definitieve toevoeging omgezet.
Bij besluit van 14 juni 2000 heeft de raad voor rechtsbijstand te
’s-Hertogenbosch (hierna: de raad) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor bezwaar en beroep van 17 mei 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 15 juni 2000 (lees: 15 juni 2001), verzonden op 22 juni 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij faxbericht van 3 augustus 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Dit bericht is aangehecht.
Bij brief van 15 oktober 2001 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 april 2002, waar partijen niet zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat artikel 9 van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand zich er tegen verzet de door appellante ontvangen schade-uitkering, die strekt tot vervanging van het bij haar gestolen Swarovski-kristal, bij de vaststelling van haar vermogen buiten beschouwing te laten voor de vraag of zij op voet van de Wet op de rechtsbijstand voor een definitieve toevoeging in aanmerking kan komen.
Appellante heeft in hoger beroep geen argumenten aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Boot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002
202.