200001538/1.
Datum uitspraak: 22 mei 2002.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 21 februari 2000 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Roompot Recreatie B.V., gevestigd te Kamperland
burgemeester en wethouders van Noord-Beveland.
Bij besluit van 30 juni 1997 hebben burgemeester en wethouders van Noord-Beveland (hierna: burgemeester en wethouders) de door appellant gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 5.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening om in het jaar 1997 met een snackkiosk aan de [locatie] standplaats in te nemen, afgewezen.
Bij besluit van 11 september 1997 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard in die zin dat voor het jaar 1997 alnog de gevraagde vergunning voor die standplaats wordt verleend. Dit besluit en het advies van commissie bezwaar- en beroepschriften van 14 augustus 1997, zijn aangehecht.
Bij besluit van 3 december 1997 hebben burgemeester en wethouders de door appellant voor het jaar 1998 de gevraagde vergunning verleend voor het innemen van dezelfde standplaats.
Bij besluit van 10 maart 1998 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door Roompot Recreatie B.V. (hierna te noemen: Roompot) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van commissie bezwaar- en beroepschriften van 11 februari 1998, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 21 februari 2000, verzonden op 24 februari 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) de tegen beide besluiten door Roompot ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissingen op bezwaar vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van het in de uitspraak gestelde, nieuwe besluiten nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief ingekomen bij de Raad van State op 27 maart 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 mei 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij besluit van 30 mei 2000 hebben burgemeester en wethouders ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, voor zover thans van belang, appellant onder nader genoemde voorwaarden voor de jaren 1997 en 1998 wederom een standplaatsvergunning verleend.
Bij brief van 12 juli 2000 hebben burgemeester en wethouders nadere stukken ingezonden.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Roompot, die zich partij heeft gesteld, bij brief van 17 juli 2000 en van 15 augustus 2000 van memorie gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2001, waar appellant in persoon, en bijgestaan door mr. G. Bakker, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 7 december 2001, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. I. Simonides, gemachtigde, is verschenen.
2.1. Appellant beoogt met zijn hoger beroep te bereiken dat zijn vergunningen voor de jaren 1997 en 1998 niet worden aangetast. Nu burgemeester en wethouders gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank van 21 februari 2000, waartegen het thans te beoordelen hoger beroep van appellant zich richt, bij besluit van 30 mei 2000, voor de jaren 1997 en 1998, appellant opnieuw en onder onder ongewijzigde voorwaarden vergunning voor het innemen van de gevraagde standplaats aan de [locatie] hebben verleend en tegen dit besluit geen rechtsmiddelen door derden zijn aangewend, ziet de Afdeling niet in welk rechtens te beschermen belang appellant nog heeft bij een beoordeling van zijn hoger beroep.
Het hoger beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C. de Gooijer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. De Gooijer w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2002.