ECLI:NL:RVS:2002:AE3323

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200103162/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • E.M.H. Hirsch Ballin
  • M.G.J. Parkins-de Vin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake handhaving varkenshouderij

In deze zaak gaat het om een beroep dat door appellanten is ingesteld tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Hof van Twente. Dit besluit, genomen op 19 november 1998, betreft de afwijzing van een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de varkenshouderij van [varkenshouder] op het perceel [locatie] te [plaats]. Na een bezwaarprocedure hebben de verweerders op 5 juni 2001 het bezwaar van appellanten gegrond verklaard, maar het oorspronkelijke besluit om niet tot handhaving over te gaan, gehandhaafd. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State op 25 juni 2001.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 april 2002 behandeld, maar zowel appellanten als verweerders zijn niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat ingevolge artikel 8.4 van de Wet milieubeheer, de vergunning die op 14 december 2001 is verleend, de eerdere vergunning van 18 november 1978 vervangt. Aangezien deze revisievergunning op 15 februari 2002 onherroepelijk is geworden, is de eerdere vergunning van rechtswege vervallen. Hierdoor hebben appellanten geen procesbelang meer bij hun beroep, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 29 mei 2002.

Uitspraak

200103162/2.
Datum uitspraak: 29 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats]
en
burgemeester en wethouders van Hof van Twente,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 november 1998, kenmerk VROM/mb, hebben verweerders een verzoek van appellanten om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de varkenshouderij van [varkenshouder] op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2001, verzonden op 7 juni 2001, hebben verweerders het hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 19 november 1998 om niet over te gaan tot bestuurlijk optreden gehandhaafd. Dit besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 22 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 25 juni 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 augustus 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2002. Appellanten en verweerders zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8.4, vierde lid, van de Wet milieubeheer vervangt een met toepassing van artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleende vergunning met ingang van het tijdstip waarop zij in werking treedt, de eerder voor de inrichting of met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde onderdelen daarvan verleende vergunningen. Deze vergunningen vervallen op het tijdstip waarop de met toepassing van dit artikel verleende vergunning onherroepelijk wordt.
2.2. Het verzoek om handhaving van appellanten ziet op het in de inrichting van [varkenshouder] aan de [locatie] te [plaats] terugbrengen van de veebezetting tot het in de vergunning van 18 november 1978 vergunde niveau en de handhaving van de voorschriften van deze vergunning. Bij besluit van 14 december 2001 hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer voor deze inrichting een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend. Dit besluit is op 15 februari 2002 onherroepelijk geworden.
Door het onherroepelijk worden van de revisievergunning van 14 december 2001 is de vergunning van 18 november 1978 ingevolge artikel 8.4, vierde lid, van de Wet milieubeheer van rechtswege komen te vervallen. In verband hiermee kunnen appellanten wat zij met het instellen van hun beroep hebben beoogd daarmee thans niet meer bewerkstelligen.
2.3. Nu gelet op het vorenstaande geen belang meer bestaat bij de beoordeling van de beslissing op bezwaar van verweerders van 5 juni 2001, dient het beroep van appellanten wegens het vervallen van processueel belang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. E.M.H. Hirsch Ballin en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. De Vink
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2002
154-396.