ECLI:NL:RVS:2002:AE3329

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200003725/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H.B. van der Meer
  • C. de Gooijer
  • P.A. Offers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor woonthemacentrum Danenhoef te Oss

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Muskens Slaapcentrum Rotterdam B.V." tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juni 2000. De zaak betreft de bouwvergunning voor de eerste fase van het woonthemacentrum Danenhoef, waarvoor burgemeester en wethouders van Oss op 4 januari 2000 een vergunning hadden verleend. Deze vergunning werd later ingetrokken en opnieuw verleend na een gegrond verklaard bezwaar op 23 mei 2000. De president verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond.

Appellante heeft op 4 augustus 2000 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 13 september 2001 zijn zowel de burgemeester en wethouders als de vergunninghoudster vertegenwoordigd, maar appellante is niet verschenen. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en aanvullende stukken ontvangen van de betrokken partijen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het processueel belang van appellante bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep is komen te vervallen, omdat de verkoopactiviteiten vanuit het pand te [plaats] per 31 januari 2001 zijn gestaakt en slechts tijdelijk zijn hervat. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 29 mei 2002.

Uitspraak

200003725/1
Datum uitspraak: 29 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Muskens Slaapcentrum Rotterdam B.V.", gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juni 2000 in het geding tussen:
appellante
en
burgemeester en wethouders van Oss.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 januari 2000 hebben burgemeester en wethouders van Oss (hierna: burgemeester en wethouders) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ["vergunninghoudster”] met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat tot 3 april 2000 luidde, vrijstelling en vergunning verleend voor de bouw van de eerste fase van het woonthemacentrum Danenhoef op de percelen [locatie].
Bij besluit van 23 mei 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de verleende bouwvergunning ingetrokken en opnieuw verleend. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 5 juni 2000, verzonden op 7 juli 2000, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de president) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 4 augustus 2000, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 april 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2001, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. P.W.H. Huijs, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam. Appellante is niet verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
Er zijn nog stukken ontvangen van appellante, vergunninghoudster en burgemeester en wethouders. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
2. Overwegingen
2.1 Op grond van het verhandelde ter zitting en de nadien van partijen ontvangen stukken moet worden geoordeeld dat het processueel belang van appellante bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep is komen te vervallen, nu gebleken is dat de verkoopactiviteiten vanuit het pand [locatie A] te [plaats] per 31 januari 2001 zijn gestaakt, deze ten aanzien van een zeer beperkt assortiment per 1 mei 2001 zijn hervat vanuit een winkel aan de [locatie B] en vervolgens per 27 oktober 2001 definitief zijn gestaakt. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan niettemin processueel belang zou moeten worden aangenomen. Het hoger beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
2.2 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Voorzitter, en mr. C. de Gooijer en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2002
201.