ECLI:NL:RVS:2002:AE3630
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- M.J. van der Zijpp
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vergunning voor inrichting voor verkoop van tuinartikelen en diervoeders
In deze zaak gaat het om een beroep ingesteld door een appellant tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Reimerswaal, waarbij op 3 december 2001 een vergunning is verleend aan [vergunninghouder] voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de verkoop van tuinartikelen, diervoeders, agrarische benodigdheden en een beperkt doe-het-zelf pakket. De vergunning is op 6 december 2001 ter inzage gelegd. De appellant heeft op 2 januari 2002 beroep ingesteld bij de Raad van State, welke brief op 9 januari 2002 is ontvangen. Verweerders hebben op 28 februari 2002 een verweerschrift ingediend. De zaak is vervolgens door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 17 mei 2002 ter zitting heeft behandeld. De appellant was vertegenwoordigd door [gemachtigden], terwijl de verweerders werden vertegenwoordigd door P.C.E. Kil en A. Cuperus, ambtenaren van de gemeente. De vergunninghouder was ook aanwezig, bijgestaan door [partij].
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat een vergunning slechts kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu. De appellant heeft aangevoerd dat de inrichting niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat het in werking zijn van de inrichting zal leiden tot verkeersonveilige situaties. De Afdeling heeft geoordeeld dat deze beroepsgronden niet betrekking hebben op het milieu, zoals bedoeld in artikel 8.10 van de Wet milieubeheer, en dat ze om die reden niet kunnen slagen. Het beroep is derhalve ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 5 juni 2002.