ECLI:NL:RVS:2002:AE4616
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- M.E.E. Wolff
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van de raad voor rechtsbijstand inzake toevoeging
Op 26 juni 2002 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage. Het hoger beroep was ingesteld door een appellant die het niet eens was met de afwijzing van zijn verzoek om een toevoeging op basis van de Wet op de rechtsbijstand. De raad voor rechtsbijstand had op 4 april 2000 het verzoek afgewezen, waarna de rechtbank te 's-Gravenhage op 16 januari 2002 het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaarde. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn standpunten herhaalde. Tijdens de zitting op 18 juni 2002 zijn partijen niet verschenen. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel was gekomen. De Raad concludeerde dat de raad voor rechtsbijstand in redelijkheid had kunnen besluiten om het verzoek om een toevoeging af te wijzen. De appellant had de mogelijkheid om derden in te schakelen voor het indienen van een gratieverzoek, wat hij ook al had gedaan. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.