200103040/1.
Datum uitspraak: 26 juni 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beide gevestigd te [plaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 8 mei 2001 in het geding tussen:
de vereniging “Edese Ondernemers Vereniging (E.O.V.)”, gevestigd te Ede
burgemeester en wethouders van Ede.
Bij besluit van 22 juli 1999 hebben burgemeester en wethouders van Ede (hierna: burgemeester en wethouders) bouwvergunning verleend aan Maxis C.V. (hierna: Maxis) voor het vergroten en veranderen van een winkelpand aan de Keesomstraat 3-7 te Ede.
Bij besluit van 10 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door de Edese Ondernemers Vereniging (E.O.V.) (hierna: EOV) de gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van commissie van de Bezwaar- en Beroepschriften van 18 januari 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 8 mei 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 14 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 juli 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 januari 2002 heeft EOV een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. K. Schrijvers, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord EOV, vertegenwoordigd door mr. J. van der Linde, advocaat te Ede. Burgemeester en wethouders zijn, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, Awb kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van die wet wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid van dat artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2. Appellanten komen op tegen het oordeel van de rechtbank, inhoudende dat burgemeester en wethouders EOV ten onrechte niet hebben aangemerkt als belanghebbende in de zin van voormeld artikel 1:2, derde lid, en het bezwaar van EOV daarom ten onrechte niet-ontvankelijk hebben verklaard. Zij betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de statutaire doelstelling van EOV niet mede is gericht op het opkomen tegen de betrokken bouwvergunning en voorts dat hier geen belang in het geding is dat los gezien kan worden van het belang van de individuele leden van EOV.
2.3. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting bestaat het ledenbestand van EOV uit plaatselijke winkeliersverenigingen en winkeliers. Blijkens artikel 4 van haar statuten stelt EOV zich ten doel “de zedelijke en stoffelijke belangen van de Edese ondernemers te bevorderen. Zij tracht dit doel te bereiken langs wettige weg en wel door: a. het houden van vergaderingen; b. de verkoop in Ede zoveel mogelijk te stimuleren, onder andere het organiseren van reclamecampagnes, winkelweken, beurzen, etalagewedstrijden enzovoort; c. het zich wenden tot de bevoegde autoriteiten; d. andere wettige middelen die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn”.
2.4. Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen onder meer in de uitspraak van 28 februari 2000, zaak nr. 199900850/1, gepubliceerd in AB 2000,188, moet het bij belangen van een rechtspersoon als bedoeld in vermeld artikel 1:2, derde lid, Awb gaan om een aan de statutaire doelstellingen ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij het belang los kan worden gezien van dat van individuele leden, en waarvan de behartiging de trekken dient te vertonen van behartiging van boven-individuele belangen.
2.5. Het door EOV bij de vergunningverlening voor uitbreiding van de Maxis-vestiging gestelde belang van het tegengaan van oneerlijke concurrentie is aan te merken als een aan haar statutaire doelstelling ontleend collectief belang dat een individuele belangenbehartiging overstijgt. Anders dan appellanten menen, is de in de statuten van deze plaatselijke vereniging opgenomen doelstelling niet te algemeen geformuleerd, nu daarin tot uitdrukking wordt gebracht dat het gaat om het bevorderen van belangen van de plaatselijke ondernemers. Gelet op het branche-overstijgend karakter van het aangeboden assortiment en de totale omvang daarvan kan worden aangenomen dat de Maxis-vestiging een aanmerkelijke invloed heeft op het plaatselijke detailhandelsklimaat. Daarmee overstijgt de vergunningverlening voor verandering en uitbreiding van die vestiging het belang van de individuele winkelier en is sprake van een boven-individueel belang. De rechtbank heeft EOV dan ook terecht als belanghebbende bij de betrokken bouwvergunning aangemerkt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2002.