ECLI:NL:RVS:2002:AE4656

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200004961/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H. Lauwaars
  • A. Kosto
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen inzake bouwvergunning voor seniorenwoningen in Ruurlo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee appellanten tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 11 oktober 2000. De zaak betreft de verlening van een bouwvergunning door burgemeester en wethouders van Ruurlo voor de bouw van twaalf seniorenwoningen op een perceel in Ruurlo. De appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de realisering van het bouwplan een grote inbreuk zal maken op het geldende planologische regime en dat de vereiste urgentie voor de anticipatieprocedure ontbreekt. Ze stellen dat het bouwplan niet past in de omgeving en dat het hun woon- en leefklimaat onevenredig aantast.

De Raad van State behandelt de zaak en oordeelt dat de realisering van het bouwplan inderdaad leidt tot een aanzienlijke inbreuk op het geldende planologische regime. Echter, de Raad concludeert dat er voldoende spoedeisende belangen zijn om de anticipatieprocedure te rechtvaardigen, gezien de dringende behoefte aan seniorenwoningen in de regio. De Raad stelt vast dat burgemeester en wethouders bij de verlening van de vrijstelling geanticipeerd hebben op de totstandkoming van het bestemmingsplan "Ruurlo-centrum". De Raad oordeelt dat de burgemeester en wethouders in redelijkheid tot de beslissing hebben kunnen komen om de vrijstelling te verlenen, ondanks de overschrijding van de goothoogte.

Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart de hoger beroepen ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200004961/1.
Datum uitspraak: 26 juni 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [appellanten sub 1], wonend te Ruurlo,
2. [appellant sub 2], wonend te Ruurlo,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 11 oktober 2000 in de gedingen tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Ruurlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 augustus 1999 hebben burgemeester en wethouders van Ruurlo (hierna: burgemeester en wethouders ) aan de Woonstichting met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals deze bepaling tot 3 april 2000 luidde, vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van twaalf woningen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Ruurlo, sectie […], nummer […], plaatselijk bekend hoek Borculoseweg-Verlengde Kroezelaan te Ruurlo (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 november 1999 hebben burgemeester en wethouders de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Vaste commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften van 17 november 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 11 oktober 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten sub 1 bij brief van 19 oktober 2000, bij de Raad van State ingekomen op 20 oktober 2000, en appellant sub 2 bij brief van 20 november 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2000, hoger beroep ingesteld. Appellanten sub 1 hebben hun hoger beroep aangevuld bij brieven van 19 december 2000 en 17 september 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 februari 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
Bij brief van 9 mei 2001 heeft de Stichting Woonklavier, als rechtsopvolgster van de Woonstichting, een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2002, waar appellanten sub 1 in persoon, bijgestaan door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, appellant sub 2 in persoon, bijgestaan door mr. C. Lubben, gemachtigde, en burgemeester en wethouders , vertegenwoordigd door G.J. Hans en J. Seinen, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is de Stichting Woonklavier, als rechtsopvolger van de Woonstichting, vertegenwoordigd door mr. R.F.J. Tophoven, gemachtigde, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1 Appellanten betogen onder meer dat - kort weergegeven - de rechtbank heeft miskend dat de realisering van het bouwplan zal leiden tot een grote inbreuk op het geldende planologische regime en dat de voor de toepassing van de anticipatieprocedure vereiste urgentie dan ook ontbreekt. Verder stellen zij dat het bouwplan niet past in de omgeving en dat de realisering ervan een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat tot gevolg zal hebben. Zij menen dan ook dat onwaarschijnlijk moet worden geacht dat het bestemmingsplan waarop is vooruitgelopen rechtskracht zal verkrijgen en dat om die reden geen vrijstelling had mogen worden verleend.
2.2 Het inmiddels gerealiseerde bouwplan voorziet in de oprichting van twaalf gestapelde seniorenwoningen. Het gebouw bestaat uit twee delen: een deel met drie bouwlagen, dat op de hoek van de Verlengde Kroezelaan en de Borculoseweg is opgericht, en een daaraan geschakeld deel met twee bouwlagen, dat uitsluitend langs de Verlengde Kroezelaan is gesitueerd. Het gebouw heeft een lengte van ongeveer 50 m en een plat dak.
2.3 Ingevolge het bestemmingsplan “Ruurlo centrum” rustte ten tijde van het nemen van het besluit van 23 november 1999 op het perceel de bestemming “Ambachtelijke doeleinden” in de categorie “brandstoffenhandel”. Vast staat dat het bouwplan hiermee niet in overeenstemming is. Teneinde realisering van het bouwplan niettemin mogelijk te maken hebben burgemeester en wethouders met toepassing van de zogeheten anticipatieprocedure vrijstelling verleend. Aan de formele vereisten om toepassing te geven aan deze procedure was voldaan.
2.4 De beslissing om al dan niet te anticiperen dient te berusten op een afweging van het belang van onmiddellijke uitvoering van het bouwplan tegen het belang dat eerst de uitkomst van de bestemmingsplanprocedure wordt afgewacht. Daarbij is de te verlangen mate van spoedeisendheid afhankelijk van de omvang van de inbreuk op het geldende planologische regime alsmede van de uitstraling die het project op de omgeving heeft. Naarmate de inbreuk ernstiger is, dienen zwaardere eisen te worden gesteld aan de mate van spoedeisendheid van het bouwplan en aan het planologisch kader waarop wordt vooruitgelopen.
2.5 Gelet op enerzijds de wijziging van het gebruik en de omvang van het bouwplan, en anderzijds de aanzienlijke bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan “Ruurlo centrum” reeds bood en de ligging van het perceel in een woonomgeving, moet worden geoordeeld dat de realisering van het bouwplan leidt tot een tamelijk ingrijpende inbreuk op het geldende planologische regime en de planologische situatie.
2.6 Met de rechtbank moet worden geoordeeld dat met de realisering van het bouwplan voldoende spoedeisende belangen zijn gemoeid om toepassing van de anticipatieprocedure te rechtvaardigen. Burgemeester en wethouders hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat in Ruurlo en omgeving een dringende behoefte bestaat aan seniorenwoningen.
2.7 Burgemeester en wethouders hebben bij de verlening van de vrijstelling geanticipeerd op de totstandkoming van het bestemmingsplan “Ruurlo-centrum”, welk plan op 27 september 1999, derhalve voor het nemen van het besluit op bezwaar, door de raad van de gemeente Ruurlo is vastgesteld. Gelet hierop, moet worden geoordeeld dat sprake was van een voldoende ontwikkeld toekomstig planologisch kader om verantwoord toepassing te kunnen geven aan de anticipatieprocedure. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd kan onvoldoende grond worden gevonden voor het oordeel dat burgemeester en wethouders er destijds niet van mochten uitgaan dat aan voornoemd bestemmingsplan, althans aan een plan dat realisering van het onderhavige bouwplan mogelijk maakt, goedkeuring zou worden verleend. In dit verband wordt ten overvloede nog overwogen dat gedeputeerde staten van Gelderland in hun besluit van 9 mei 2000 omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan uitdrukkelijk hebben overwogen de bouw van de twaalf woningen uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar te achten, maar niettemin aan het betrokken plandeel goedkeuring hebben onthouden, omdat het nog grotere bouwmogelijkheden bood. Nadien, op 30 november 2000, heeft de gemeenteraad met het oog op de realisering van dit bouwplan het bestemmingsplan “Ruurlo Centrum, herziening 2000-1, hoek Borculoseweg-Verlengde Kroezelaan” vastgesteld.
2.8 Niet is gebleken dat het bouwplan wat betreft de afstand tot de perceelsgrens niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan “Ruurlo-centrum”. Anders dan betoogd, diende voor de bepaling van de afstand niet te worden gemeten vanaf de achter de woningen geplaatste schermen, maar vanaf de stenen gevel van het gebouw. Evenmin is komen vast te staan dat het gebouw buiten het in dit bestemmingsplan opgenomen bouwvlak was geprojecteerd. Daarentegen is wel gebleken dat de in het bestemmingsplan “Ruurlo-centrum” voorgeschreven maximum goothoogte met ongeveer 14 cm werd overschreden. Dit bestemmingsplan bood evenwel de mogelijkheid voor een dergelijke overschrijding vrijstelling te verlenen.
2.9 Niet kan worden staande gehouden dat burgemeester en wethouders zich niet op het standpunt hebben kunnen stellen dat het bouwplan, niettegenstaande de omvang ervan, mede gelet op de omliggende woonbebouwing, passend is in de omgeving. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden afgeleid dat de realisering van het bouwplan leidt tot een zodanige schaduwhinder, beperking van de lichtinval in de omliggende woningen en inbreuk op de privacy van appellanten, dat moet worden geoordeeld dat sprake is van een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat. Het door appellant sub 2 overgelegde advies van Sonsbeek Adviseurs van 23 november 2000 biedt onvoldoende grond voor een ander oordeel. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de realisering van het bouwplan leidt tot een verkeersonveilige situatie.
2.10 Gelet op het vorenstaande, moet met de rechtbank worden geoordeeld dat niet kan worden staande gehouden dat burgemeester en wethouders bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot handhaving van de verleende vrijstelling hebben kunnen besluiten en daarbij in verband met de overschrijding van de goothoogte niet op de in het bestemmingsplan “Ruurlo-centrum” opgenomen vrijstellingsbepaling hebben kunnen vooruitlopen.
2.11 De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.12 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Voorzitter, en mr. A. Kosto en mr. D.A.C. Slump, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Lauwaars w.g. Kooijman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2002
201.