ECLI:NL:RVS:2002:AE4857
Raad van State
- Hoger beroep
- E.M.H. Hirsch Ballin
- N.T. Zijlstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van gedeputeerde staten van Drenthe inzake het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een besluit van de gedeputeerde staten van Drenthe, waarbij het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 16 november 1999, betrof de vaststelling van het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe op basis van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling. De arrondissementsrechtbank te Assen heeft op 6 juni 2001 het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 19 juli 2001 bij de Raad van State is ingekomen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 maart 2002 ter zitting behandeld, waarbij appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. P.C.H. van Schooten. De gedeputeerde staten van Drenthe waren vertegenwoordigd door J.W. Grotenhuis, ambtenaar bij de provincie. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de gedeputeerde staten inmiddels een nieuw integraal gebiedsplan hebben vastgesteld, genaamd "Natuur- en landschapsdoelen in Drenthe", dat op 1 februari 2002 in werking is getreden. Dit nieuwe plan heeft de begrenzingen van het in geding zijnde beheersgebied, zoals vastgesteld in het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe, doen vervallen.
Aangezien het belang van appellanten bij een inhoudelijke beslissing op het hoger beroep is komen te vervallen, heeft de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 3 juli 2002.