ECLI:NL:RVS:2002:AE4857

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200103597/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.M.H. Hirsch Ballin
  • N.T. Zijlstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van gedeputeerde staten van Drenthe inzake het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een besluit van de gedeputeerde staten van Drenthe, waarbij het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 16 november 1999, betrof de vaststelling van het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe op basis van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling. De arrondissementsrechtbank te Assen heeft op 6 juni 2001 het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 19 juli 2001 bij de Raad van State is ingekomen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 maart 2002 ter zitting behandeld, waarbij appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. P.C.H. van Schooten. De gedeputeerde staten van Drenthe waren vertegenwoordigd door J.W. Grotenhuis, ambtenaar bij de provincie. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de gedeputeerde staten inmiddels een nieuw integraal gebiedsplan hebben vastgesteld, genaamd "Natuur- en landschapsdoelen in Drenthe", dat op 1 februari 2002 in werking is getreden. Dit nieuwe plan heeft de begrenzingen van het in geding zijnde beheersgebied, zoals vastgesteld in het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe, doen vervallen.

Aangezien het belang van appellanten bij een inhoudelijke beslissing op het hoger beroep is komen te vervallen, heeft de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 3 juli 2002.

Uitspraak

200103597/1.
Datum uitspraak: 3 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Assen van
6 juni 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
gedeputeerde staten van Drenthe.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 november 1999 hebben gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: gedeputeerde staten) op basis van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe vastgesteld.
Bij besluit van 28 maart 2000 hebben gedeputeerde staten het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie van Advies voor de Bezwaarschriften van
17 maart 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 6 juni 2001, verzonden op 15 juni 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 18 juli 2001, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 augustus 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2002, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Assen, en gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door J.W. Grotenhuis, ambtenaar bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 28 maart 2000 hebben gedeputeerde staten gehandhaafd hun besluit van 16 november 1999, waarbij zij ter uitvoering van de toenmalige Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling (Stcrt. 1995, 95; hierna: de Rbon) het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe hebben vastgesteld.
De Rbon, die haar wettelijke grondslag mede vindt in artikel 25a van de Natuurbeschermingswet, heeft ten doel agrariërs er op vrijwillige basis toe te brengen om tegen een financiële bijdrage hun bedrijfsvoering mede te richten op doeleinden van natuur- en landschapsbehoud.
2.2. Genoemde regeling is inmiddels - voor zover hier van belang - vervangen door de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 1999, 252, in werking getreden op 1 januari 2000).
In artikel 94, eerste lid, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer is bepaald dat de begrenzingen van beheersgebieden, reservaatsgebieden en natuurontwikkelingsgebieden die op grond van de Rbon zijn vastgesteld, van kracht blijven, zolang geen beheersgebiedsplannen op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of natuurgebiedsplannen op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 zijn vastgesteld, dan wel tot het tijdstip waarop die begrenzingen op grond van de Rbon zijn ingetrokken.
2.3. Ter zitting is komen vast te staan dat gedeputeerde staten inmiddels op basis van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en de Subsidieregeling natuurbeheer het Integraal gebiedsplan “Natuur- en landschapsdoelen in Drenthe” hebben vastgesteld, ingaande per 1 februari 2002.
2.4. Met de vaststelling van dit plan is de op grond van het Begrenzingenplan Zuidwest-Drenthe bestaande begrenzing van het in geding zijnde beheersgebied komen te vervallen.
Eerstgenoemd plan heeft derhalve geen betekenis meer, zodat het hoger beroep van appellanten, wegens het vervallen van belang bij een inhoudelijke beslissing daarop, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Zijlstra
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2002
240.