ECLI:NL:RVS:2002:AE5033
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- M.A.E. Planken
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing toevoeging rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te ‘s-Hertogenbosch van 5 november 2001. De appellant had een verzoek ingediend om toevoeging op basis van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb), maar dit verzoek werd op 7 december 2000 door het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch afgewezen. De raad voor rechtsbijstand te ’s-Gravenhage verklaarde het daartegen ingestelde beroep ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 5 november 2001. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 20 december 2001 is ingekomen.
De Raad van State heeft de zaak op 28 juni 2002 behandeld, waarbij de appellant in persoon verscheen en de raad vertegenwoordigd werd door mr. A.E.M. van den Hoff. De Raad overwoog dat volgens artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb, het bureau de toevoeging kan weigeren indien het verzoek niet is voorzien van de benodigde bewijsstukken. De rechtbank oordeelde terecht dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat de appellant, ondanks de gelegenheid om bewijsstukken over te leggen, dit heeft nagelaten. Hierdoor was er geen zicht op de financiële situatie van de appellant, wat leidde tot de conclusie dat de aanvraag voor een toevoeging terecht was afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de bevoegdheid van de bestuursrechter om schadevergoeding toe te kennen, afhankelijk is van de gegrondverklaring van het beroep. De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juli 2002.