ECLI:NL:RVS:2002:AE5034

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200102003/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.A.E. Planken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om toevoeging rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 6 maart 2001, waarin zijn verzoek om toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) werd afgewezen. De appellant had op 29 mei 1999 een verzoek ingediend voor een toevoeging, maar dit werd door het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch afgewezen. De raad verklaarde het daartegen ingestelde beroep op 25 oktober 1999 ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 6 maart 2001. De appellant heeft vervolgens op 19 april 2001 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld in december 2001.

De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De appellant stelde dat hij recht had op een aparte toevoeging voor zijn bezwaar tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de terugvordering van teveel betaalde AOW en vakantieuitkering. De Afdeling oordeelde dat, hoewel de appellant meende recht te hebben op een tweede toevoeging, de wetgeving dit niet toestaat als er sprake is van hetzelfde rechtsbelang en geen diversiteit van procedures. De Afdeling concludeerde dat de behandeling van het bezwaar tegen de terugvordering en de invordering in één hoorzitting als één geheel heeft plaatsgevonden, waardoor er geen aanleiding was voor het verlenen van een tweede toevoeging.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 10 juli 2002.

Uitspraak

200102003/1.
Datum uitspraak: 10 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 6 maart 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 1999 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te ‘s-Hertogenbosch een verzoek van appellant om toevoeging, als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand (Wrb), afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 1999 heeft de raad voor rechtsbijstand te ‘s Hertogenbosch (hierna:de raad) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor bezwaar en beroep van 21 september 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 6 maart 2001, verzonden op 8 maart 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 april 2001, bij de Raad van State ingekomen op gelijke datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 december 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 1 februari 2002 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2002, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. A.E.M. van den Hoff, werkzaam bij de raad, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb kan het bureau de toevoeging weigeren, indien het verzoek betrekking heeft op een rechtsbelang, ter zake waarvan de verzoeker aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.
Ingevolge artikel 32 van de Wrb geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang, ter zake waarvan zij is afgegeven en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
2.2. Zoals de Afdeling reeds eerder heeft beslist, zie de uitspraak van 15 oktober 1999, H01.99.0159 t/m H01.99.0163 (AB 2000/2), volgt uit deze artikelen van de Wrb, in onderlinge samenhang bezien, dat, indien sprake is van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meerdere toevoegingen moeten worden verstrekt, terwijl als sprake is van één rechtsbelang met één toevoeging kan worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures.
2.3. Aan appellant is de toevoeging met nummer 1B19773 verstrekt voor het maken van bezwaar tegen de besluiten van 6 november en 7 december 1998 van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) houdende de terugvordering van teveel betaalde AOW en vakantieuitkering. De in geding zijnde toevoegingsaanvraag is gericht op het indienen van een bezwaarschrift tegen het besluit van 21 december 1998, waarbij de SVB heeft besloten het bedrag in één keer terug te vorderen. Nu het besluit tot invordering dermate verweven is met de besluiten tot terugvordering van teveel betaalde AOW en vakantieuitkering, is sprake van hetzelfde rechtsbelang als in de zaak waarvoor reeds een toevoeging is afgegeven.
2.4. Volgens appellant geeft het Handboek Toevoegen aan dat per procedure recht bestaat op een aparte toevoeging ook al hebben de procedures betrekking op hetzelfde rechtsbelang.
2.5. De Afdeling deelt die opvatting niet. Blijkens paragraaf 5.32.1 van het Handboek Toevoegen over de toepassing van artikel 32 van de Wrb, kan afgifte van een tweede toevoeging ter zake van hetzelfde rechtsbelang pas aan de orde komen, indien sprake is van diversiteit van procedures. Dit doet zich hier niet voor. Nu de behandeling van het bezwaar tegen de terugvordering van te veel betaalde AOW en vakantieuitkering en tegen de invordering van dit bedrag in één hoorzitting tezamen als één geheel heeft plaatsgevonden en is uitgemond in één besluit, namelijk het besluit van 6 mei 1999, is sprake van één procedure. Voor de verlening van een tweede toevoeging bestond dan ook geen aanleiding.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Planken
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2002
299.