200103747/1.
Datum uitspraak: 10 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], gevestigd te [plaats],
2. [appellanten sub 2], gevestigd te [plaats],
gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerders.
Bij besluit van 23 november 2000 heeft de gemeenteraad van Groesbeek, op voorstel van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "Omgeving De Linde".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 26 juni 2001, nr. RE2000.107991, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 27 juli 2001, bij de Raad van State ingekomen op 30 juli 2001, en appellante sub 2 bij brief van 16 augustus 2001, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2001, beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 10 oktober 2001 hebben verweerders medegedeeld dat de beroepschriften hun geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellant sub 1]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 22 februari 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2002, waar appellant sub 1 in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Vermeulen en
mr. A.P. Cornelissen, advocaten te Middelharnis, en verweerders, vertegenwoordigd door J.P.M. Janssen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is verschenen de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. O.K. Sanders, ambtenaar van de gemeente. Appellante sub 2 is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2.1. Het plangebied is gelegen ten noordoosten van Groesbeek direct aansluitend aan de noordzijde van de Cranenburgsestraat. Binnen het plangebied bevinden zich een horecagelegenheid (De Linde), een sportcomplex (Achilles ’29) en een pluimveebedrijf [appellanten sub 1]. Het plan voorziet in een extra speelveld voor Achilles ’29, verplaatsing van het pluimveebedrijf [appellanten sub 1] in noordelijke richting, uitbreiding van het horecapand De Linde en realisering van parkeergelegenheid noord-oostelijk van dit pand.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan gedeeltelijk goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. [appellanten sub 1] voert aan dat door onthouding van goedkeuring aan de zuidelijke ontsluiting zijn nieuwe pluimveebedrijf alleen via de noordoostelijke ontsluiting bereikbaar is, omdat ingevolge artikel 5.5. van de planvoorschriften maximaal één ontsluitingsweg is toegestaan die alleen mag worden aangelegd vanaf één van de op de plankaart aangegeven “ontsluitingspunten”. [appellanten sub 1] stelt dat hij geen eigenaar is van de gronden vanaf het resterende noordoostelijke ontsluitingspunt en er evenmin in is geslaagd om deze gronden te verwerven of een zakelijk recht te vestigen. Naar zijn mening is hij daarom aangewezen op de zuidelijke ontsluiting, nu een alternatief ontbreekt.
2.4. [appellanten sub 2] heeft bezwaar tegen de noordoostelijke ontsluiting van het nieuwe pluimveebedrijf van [appellanten sub 1] via de Dennenkamp in oostelijke richting omdat deze weg ongeschikt zou zijn voor 1800 transportbewegingen per jaar van vrachtwagens met een dubbele combinatie van en naar het nieuwe pluimveebedrijf van [appellanten sub 1]. [appellanten sub 2] trekt de mogelijkheid van de noordoostelijke ontsluiting in twijfel omdat de Dennenkamp eigendom is van een aantal agrariërs. Hij betwist de door de gemeente gestelde 600 transportbewegingen per jaar van en naar pluimveebedrijf [appellanten sub 1]. [appellanten sub 2] is van mening dat zolang de gemeente Groesbeek de verkeersproblematiek rond de ontsluiting van pluimveebedrijf [appellanten sub 1] niet nader heeft onderzocht, gebruik moet worden gemaakt van de reeds bestaande ontsluiting via de Dennenkamp naar de Cranenburgsestraat.
2.5. De gemeenteraad is van mening dat met het bestemmingplan wordt voldaan aan de uitgangspunten van de herinrichting van het plangebied. Voor alle betrokkenen en belanghebbenden wordt door middel van het plan een verbeterde situatie gecreëerd waarbij de leefbaarheid van de omgeving wordt geoptimaliseerd, de verkeersveiligheid wordt verbeterd, de sportactiviteiten en het verenigingsleven worden gestimuleerd en de continuïteit van horecabedrijf De Linde en pluimveebedrijf [appellanten sub 1] wordt gewaarborgd.
2.6. Verweerders hebben reden gezien, voor zover het betreft het zuidelijke ontsluitingspunt van het bedrijf van [appellanten sub 1], het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en in zoverre aan het plan goedkeuring onthouden. Voor het overige hebben zij het plan goedgekeurd. Verweerders zijn van mening dat de gemeenteraad ten aanzien van de zuidelijke ontsluiting nalaat concreet aan te geven met welke maatregelen een verkeersveilige situatie aan de Cranenburgsestraat kan worden gerealiseerd. Zij zijn tevens van mening dat de gemeenteraad nalaat een keuze te maken met betrekking tot de ontsluiting van het plangebied aangezien twee ontsluitingsmogelijkheden in het plan zijn opgenomen, terwijl uit de stukken blijkt dat de gemeenteraad aan de noordoostelijke ontsluiting de voorkeur geeft.
2.7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat met betrekking tot de in het plan voorziene ontsluitingsmogelijkheid ten zuiden van het nieuwe pluimveebedrijf van [appellanten sub 1] een nadere motivering van de zijde van de gemeente ontbreekt met betrekking tot de gevolgen die deze ontsluitingsmogelijkheid uit een oogpunt van verkeersveiligheid heeft. Een nadere motivering in het plan op dit punt was aangewezen gezien de uitbreiding van het sportcomplex Achilles ’29 en van het horecabedrijf De Linde, waarlangs de ontsluitingsweg zou lopen, alsmede vanwege het in die situatie noodzakelijke gebruik van de in- /uitrit bij het kruispunt van de Hulsbroek en de Cranenburgsestraat.
2.7.1. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan wat betreft het plandeel dat voorziet in het zuidelijke ontsluitingspunt in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zij hebben daarom op dit punt terecht goedkeuring onthouden aan dit plandeel.
De beroepen zijn in zoverre ongegrond.
2.8. De Afdeling stelt voorts vast dat de noordoostelijke ontsluiting van het nieuwe pluimveebedrijf van [appellanten sub 1] deels over de bestemming “Open agrarisch gebied” zal lopen. Ingevolge artikel 5.5. van de planvoorschriften zijn verhardingen uitsluitend toegestaan binnen de bebouwingsgrenzen en ter plaatse van de aanduiding “verharding” op de plankaart. Tevens is maximaal één ontsluitingsweg ten behoeve van het agrarisch bedrijf toegestaan. Deze ontsluitingsweg mag worden aangelegd vanaf één van de op de kaart aangegeven “ontsluitingspunten”. De profielbreedte van deze weg bedraagt maximaal 4,50 m. De bestemming “Open agrarisch gebied” laat de noordoostelijke ontsluiting van het nieuwe pluimveebedrijf van [appellanten sub 1] derhalve toe.
2.8.1. Mede gelet op het deskundigenbericht van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening moet ervan worden uitgegaan dat het nieuwe pluimveebedrijf van [appellanten sub 1] zal leiden tot een toeneming van ongeveer 1800 transportbewegingen per jaar van vrachtwagens met een dubbele combinatie op de Dennenkamp. In hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat verweerders niet het standpunt hebben kunnen innemen dat de noordoostelijke ontsluiting zowel om verkeerstechnische redenen als uit een oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de Dennenkamp een ongeveer 4 m brede klinkerweg is die geheel verhard is en in een goede staat verkeert. Aan de Dennenkamp gelegen bedrijven maken reeds gebruik van deze klinkerweg met zware vrachtwagens voor varkenstransport. Niet aannemelijk is dat deze weg de verwachte toeneming van de vervoersbewegingen met vrachtwagencombinaties niet zou kunnen verwerken. Verder neemt de Afdeling in aanmerking dat op de gewaarmerkte kaart van de milieuvergunning van 6 november 2001 van pluimveehouderij [appellanten sub 1] alleen de noordoostelijke ontsluiting is aangegeven. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit hebben verweerders voorts geen aanleiding behoeven te zien om aan te nemen dat [appellanten sub 1] de noordoostelijke ontsluiting niet zou kunnen aanleggen vanwege het niet kunnen beschikken over de benodigde gronden. Overigens heeft [appellanten sub 1] inmiddels de benodigde gronden voor de aanleg van deze ontsluiting verworven.
2.8.2. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voor het overige niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ook in zoverre ongegrond.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Broekman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2002