200106062/1.
Datum uitspraak: 10 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
College tarieven gezondheidszorg, te Utrecht,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 9 november 2001 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 6 maart 2001 heeft het College tarieven gezondheidszorg (hierna: appellant) een verzoek van [verzoeker] om verstrekking van informatie afgewezen.
Bij besluit van 7 mei 2001 heeft appellant het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 9 november 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 januari 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 januari 2002 heeft appellant informatie verstrekt ten aanzien waarvan hij om geheimhouding ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft verzocht. [Verzoeker] heeft aan de Afdeling toestemming verleend om mede op basis van de geheime stukken uitspraak te doen.
Bij brief van 3 maart 2002 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. G.R.J. de Groot, advocaat te ‘s-Gravenhage, en [verzoeker] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], zijn verschenen.
2.1. Ter toetsing staat de uitspraak van de rechtbank waarbij het beroep van [verzoeker] tegen de in bezwaar gehandhaafde afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur om afschriften van de twee meest recente jaarrekeningen en jaarverslagen van de Stichting Gereformeerde Landelijke Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (GLIAGG) De Poort, thans de Stichting Gereformeerde Geestelijke Gezondheidszorg Eleos (hierna: de Stichting Eleos), gegrond is verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
2.2. Appellant heeft in hoger beroep alleen naar voren gebracht dat bij nader inzien artikel 30 van de Wet tarieven gezondheidszorg aan zijn besluit ten grondslag had moeten worden gelegd. Deze grond treft geen doel, reeds omdat die niet gericht is tegen de aangevallen uitspraak.
2.3. De Afdeling ziet aanleiding op grond van het verhandelde ter zitting, als volgt te overwegen.
Vast staat dat de documenten, waarom is gevraagd, berusten bij appellant. Ter zitting is desgevraagd namens appellant meegedeeld dat als gevolg van de fusie per 1 januari 2000 onder de zorginstelling Stichting Eleos ook klinische voorzieningen vallen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat op grond daarvan de Wet ziekenhuisvoorzieningen (hierna: de Wzv) op de Stichting van toepassing is.
Op grond van artikel 23 van Wzv juncto de daarop berustende Regeling jaarverslaggeving zorginstellingen, is een ieder die een zorginstelling beheert verplicht om de jaarstukken en de daarbij behorende toelichting voor een ieder ter inzage te leggen.
Het vorenstaande leidt de Afdeling tot de slotsom dat aan openbaarmaking van jaarstukken waarom is gevraagd niets in de weg staat. De rechtbank is, zij het ten dele op andere gronden, tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat aanleiding op na te melden wijze.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt appellant in de door [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 777,09, waarvan een gedeelte groot € 644,00, is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door het College tarieven gezondheidszorg te worden betaald aan [verzoeker].
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2002