ECLI:NL:RVS:2002:AE5391
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H.B. van der Meer
- O. van Loon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing van het College van beroep voor de examens van de Rijksuniversiteit Groningen inzake beoordeling co-schap kindergeneeskunde
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen, die op 18 december 2000 een eerder besluit van het College van beroep voor de examens van de Rijksuniversiteit Groningen ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de beoordeling van het co-schap kindergeneeskunde, dat door de examinator met een vijf is gewaardeerd. De appellant heeft hiertegen administratief beroep aangetekend, dat door het College van beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.
De Raad van State heeft de zaak op 15 november 2001 behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. De kern van het geschil is niet de beslissing van de examinator, maar de beslissing van het College van beroep naar aanleiding van het administratief beroep. De Raad overweegt dat beroepsgronden die niet eerder aan de orde zijn gesteld in het administratief beroep, niet in het hoger beroep kunnen worden betrokken. Dit betekent dat bepaalde argumenten van de appellant, zoals de gang van zaken rondom het stageformulier, buiten beschouwing worden gelaten.
De Raad van State concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de examinator vooringenomen was bij de beoordeling van het tentamen. De argumenten van de appellant over formele gebreken in de beoordeling worden eveneens verworpen, omdat er onvoldoende bewijs is geleverd om deze claims te onderbouwen. Uiteindelijk oordeelt de Raad dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestaat.