ECLI:NL:RVS:2002:AE5411

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200106054/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwvergunning voor garage met betrekking tot erfdienstbaarheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Assen, die op 6 november 2001 het beroep tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn ongegrond verklaarde. Dit besluit, genomen op 27 september 2000, verleende vrijstelling en vergunning voor de bouw van een garage op een perceel in Odoorn. Appellanten, die bezwaar maakten tegen dit besluit, stelden dat de bouw van de garage inbreuk zou maken op een erfdienstbaarheid die ten behoeve van hun perceel was gevestigd. De rechtbank oordeelde echter dat de garage buiten de strook grond lag waarop de erfdienstbaarheid was gevestigd, en dat er dus geen sprake was van inbreuk. Appellanten gingen in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden aanvulden met brieven. De Raad van State behandelde de zaak op 5 juli 2002 en concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juli 2002.

Uitspraak

200106054/1.
Datum uitspraak: 17 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Assen van 6 november 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2000 hebben burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn (hierna: burgemeester en wethouders) aan [partij] vrijstelling en vergunning verleend voor de bouw van een garage op het perceel, kadastraal bekend gemeente Odoorn, sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 9 januari 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 6 november 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 1 december 2001, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 12 december 2001 en 3 januari 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 8 februari 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2002, waar [partij], vertegenwoordigd door mr. I. de Leeuw, gemachtigde, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het inmiddels gerealiseerde bouwplan voorziet in de oprichting van een garage op het perceel [locatie]. Op een gedeelte van dit perceel is een erfdienstbaarheid gevestigd. Samen met een gedeelte van het perceel van appellanten, [locatie 1], wordt een strook gevormd, die voor gemeenschappelijk gebruik als weg is aangewezen. De strook is gelegen in het verlengde van de zijgevel van de woning [locatie] en loopt in een rechte lijn tot aan de achtergelegen perceelsgrens.
2.2. Appellanten betogen dat vrijstelling en bouwvergunning hadden moeten worden geweigerd, omdat hiermee inbreuk wordt gemaakt op de mede ten behoeve van hun perceel gevestigde erfdienstbaarheid. De oprichting van de garage op het naastgelegen perceel belemmert de uitoefening van het recht om met de auto achter hun perceel te komen, aldus appellanten.
2.3. Het betoog van appellanten faalt. Vaststaat dat de garage buiten de strook grond is gelegen, waarop de erfdienstbaarheid van weg is gevestigd. Van een inbreuk als door appellanten bedoeld is geen sprake. Gelet hierop is de rechtbank terecht tot de slotsom gekomen dat burgemeester en wethouders in het bestaan van de erfdienstbaarheid geen aanleiding hebben hoeven zien de vrijstelling – en daarmee de bouwvergunning – te weigeren.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Glerum, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Glerum
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002
273-423.