200100294/1.
Datum uitspraak: 17 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland", gevestigd te 's-Graveland, en anderen,
appellanten,
1. gedeputeerde staten van Overijssel,
2. de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerders.
Bij besluit van 7 december 1999 heeft de gemeenteraad van Den Ham (thans: gemeente Twenterand), op voorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 1999, vastgesteld het bestemmingsplan “De Groene Jager”. Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Gedeputeerde staten van Overijssel hebben bij hun besluit van 11 juli 2000, kenmerk RWB/2000/29, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Het besluit van gedeputeerde staten is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 19 december 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2000, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij besluit van 26 oktober 2000, kenmerk M412, heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) het besluit van gedeputeerde staten vervangen wegens kennelijke strijd met het nationaal ruimtelijk beleid.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 19 december 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2000, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 september 2001 heeft de Minister een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 12 maart 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gedeputeerde staten van Overijssel, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, en de Minister, vertegenwoordigd door mr. W.J.A. Vellekoop, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord [partijen], en de gemeenteraad van Twenterand, vertegenwoordigd door W. Blokland, wethouder, G.H. Kollenstaart, ambtenaar van de gemeente, bijgestaan door mr. I.C. Dunhof-Lampe, advocaat te Almelo.
2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).
Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vóór 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.
2.2. Het plangebied ligt ten westen van de kern Den Ham in het buitengebied van de gemeente Twenterand. In het noordoostelijk deel van het plangebied ligt zwembad De Groene Jager.
Het plan voorziet in de bouw van 120 recreatiewoningen en centrale voorzieningen. Aan het grootste deel van de in het plangebied gelegen gronden is dan ook de bestemming “Terrein voor verblijfsrecreatie” toegekend. Met de bouw van de recreatiewoningen wordt beoogd het bestaande zwembad rendabel te kunnen exploiteren en daarmee deze voorziening voor Den Ham te behouden. Gedeputeerde staten hebben bij hun besluit het bestemmingsplan goedgekeurd.
2.3. Het vervangingsbesluit van de Minister ziet op de kennelijke strijd van het besluit van gedeputeerde staten met het nationaal ruimtelijk beleid inzake de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS). Gelet hierop heeft de Minister goedkeuring onthouden aan het plandeel dat is gelegen binnen het gebied dat in het op 21 maart 1995 door gedeputeerde staten vastgestelde begrenzingenplan Raalte-Den Ham is aangewezen als natuurontwikkelingsgebied (EHS). Dit in het zuidwestelijk deel van het plangebied gelegen plandeel is aangegeven op de bij het bestreden besluit behorende kaart.
De Minister heeft het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten voor het overige in stand gelaten en heeft derhalve, nu hij gelet op het bepaalde in artikel 29 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt geacht het besluit integraal te vervangen, het goedkeuringsbesluit voor het overige overgenomen. Het beroep van appellanten tegen het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 11 juni 2000 wordt geacht te zijn opgelost in het beroep tegen het vervangingsbesluit, voorzover daarbij het goedkeuringsbesluit in stand is gelaten.
2.4. Appellanten betogen dat het deel van het plangebied waarvoor het goedkeuringsbesluit in stand is gelaten direct grenst aan het natuurontwikkelingsgebied (EHS). De met het plan beoogde bouw van recreatiewoningen in de onmiddellijke nabijheid van dit natuurontwikkelingsgebied (EHS) vormt een bedreiging voor de ecologische waarden in dit gebied, aldus appellanten.
2.4.1. Blijkens de stukken, waaronder in het bijzonder het deskundigenbericht, zal de bouw van recreatiewoningen in het deel van het plangebied waarvoor het goedkeuringsbesluit in stand is gelaten onmiskenbaar leiden tot een aantasting van de ecologische waarden in het gebied dat in het op 21 maart 1995 door gedeputeerde staten vastgestelde begrenzingenplan Raalte-Den Ham is aangewezen als natuurontwikkelingsgebied (EHS). Gelet hierop en gezien de omstandigheid dat de wethouder ter zitting heeft verklaard dat de begrenzing van het plangebied is gebaseerd op de overweging het agrarisch gebruik van omliggende landbouwgronden niet te belemmeren, moet worden geconstateerd dat het vaststellingsbesluit geen blijk geeft van een zorgvuldige belangenafweging.
2.4.2. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het plan op dit punt in strijd met een goede ruimtelijke ordening had moeten worden geacht. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. Hetgeen appellanten overigens op dit punt naar voren hebben gebracht, behoeft derhalve geen bespreking meer.
2.5. De Afdeling overweegt voorts het volgende. In de Wet op de Ruimtelijke Ordening is niet geregeld welke procedure gevolgd moet worden na de vernietiging van een vervangingsbesluit. Zoals onder 2.3. is overwogen, wordt de Minister ingevolge het bepaalde in artikel 29 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening geacht het goedkeuringsbesluit integraal te vervangen, indien hij gebruik maakt van zijn vervangingsbevoegdheid. Nu het besluit van de Minister, voorzover dit ziet op het onthouden van goedkeuring aan het plandeel dat is gelegen binnen het gebied dat in het op 21 maart 1995 door gedeputeerde staten vastgestelde begrenzingenplan Raalte-Den Ham is aangewezen als natuurontwikkelingsgebied (EHS), in stand blijft en voor het overige deel, dat ziet op het deel van het goedkeuringsbesluit dat door de Minister in stand is gelaten en daarmee wordt geacht te zijn overgenomen, niet in stand kan blijven, heeft het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten in materiële zin thans in rechte ter beoordeling gestaan. Gelet op de overwegingen ten aanzien daarvan staat vast dat het goedkeuringsbesluit niet in stand zou kunnen blijven en dat rechtens slechts een te nemen beslissing mogelijk is. Gezien dit samenstel van bijzondere omstandigheden ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hierna te melden wijze in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 26 oktober 2000, kenmerk M412, met uitzondering voorzover daarbij goedkeuring is onthouden aan het plandeel dat is gelegen binnen het gebied dat in het op 21 maart 1995 door gedeputeerde staten vastgestelde begrenzingenplan Raalte-Den Ham is aangewezen als natuurontwikkelingsgebied (EHS);
III. onthoudt goedkeuring aan het bestemmingsplan “De Groene Jager” voor het overige;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 46,55; het bedrag dient door de Staat der Nederlanden te worden betaald aan appellanten;
VI. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 204,20) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. J.J. Vis en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.J. Aerts, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Aerts
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002