ECLI:NL:RVS:2002:AE5739
Raad van State
- Hoger beroep
- D.A.C. Slump
- M.H. Broodman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toestemming voor gebruik van voortuin door burgemeester en wethouders
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 19 oktober 2001. De burgemeester en wethouders van Groningen hadden op 25 oktober 2000 aan de appellant meegedeeld dat zij de toestemming tot het gebruik van de voortuin behorend bij het pand introkken. Vervolgens verklaarden zij bij besluit van 2 april 2001 het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde in haar uitspraak dat het beroep ongegrond was, waarop de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State op 30 november 2001.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 14 mei 2002, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de burgemeester en wethouders door mr. G.D. Homan. De kern van het geschil was of de beslissing om de toestemming voor het gebruik van de voortuin in te trekken, een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad van State concludeerde dat dit niet het geval was. Het recht tot gebruik van de voortuin is namelijk gebaseerd op het eigendomsrecht van de gemeente en niet op een publiekrechtelijke grondslag. De rechtbank had dan ook terecht het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 24 juli 2002.