ECLI:NL:RVS:2002:AE5741

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105869/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering bouwvergunning voor agrarische bedrijfsloods

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 juli 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de weigering van burgemeester en wethouders van Reimerswaal om een bouwvergunning te verlenen voor de oprichting van een agrarische bedrijfsloods. De zaak werd behandeld op 14 juni 2002, waarbij de appellant in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. van Groningen. De burgemeester en wethouders werden vertegenwoordigd door J.R. Snoek, ambtenaar der gemeente.

De achtergrond van de zaak betreft een besluit van 28 augustus 2000, waarin de burgemeester en wethouders de bouwvergunning voor het perceel, bestemd voor agrarische doeleinden, weigerden. Dit besluit werd door de rechtbank te Middelburg op 18 oktober 2001 in een eerdere uitspraak bevestigd, waarop de appellant hoger beroep instelde. De appellant betoogde dat de rechtbank had miskend dat de planvoorschriften niet vereisen dat een grondgebonden agrarisch bedrijf gerealiseerd moet zijn voordat een niet grondgebonden agrarisch nevenbedrijf, zoals een paddestoelenkwekerij, is toegestaan.

De Raad van State overwoog dat de rechtbank op goede gronden tot het oordeel was gekomen dat de burgemeester en wethouders het bouwplan terecht in strijd met het bestemmingsplan hadden geacht. De rechtbank had niet alleen gekeken naar de vraag of de appellant ten tijde van de beslissing een grondgebonden agrarisch bedrijf uitoefende, maar ook of er voldoende grondslag was voor de verwachting dat een dergelijk bedrijf zou worden gerealiseerd. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200105869/1.
Datum uitspraak: 24 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] wonend te [woonplaats] ,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 18 oktober 2001 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Reimerswaal.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2000 hebben burgemeester en wethouders van Reimerswaal (hierna: burgemeester en wethouders) geweigerd appellant bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een agrarische bedrijfsloods op [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 12 februari 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 18 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 december 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 januari 2002 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2002, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door
J.R. Snoek, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in de oprichting van een agrarische bedrijfsloods voor de vestiging van een paddestoelenkwekerij op het perceel.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied” rust op het perceel de bestemming “Agrarische doeleinden, klasse D (AD)”.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de voor die doeleinden aangewezen gronden, voor zover hier van belang, bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor niet grondgebonden agrarische nevenbedrijven, mits toegevoegd aan grondgebonden agrarische bedrijven.
Niet in geschil is dat een paddestoelenkwekerij moet worden aangemerkt als een niet grondgebonden agrarisch nevenbedrijf.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat uit de planvoorschriften niet volgt dat een niet grondgebonden agrarisch bedrijf pas is toegestaan als een grondgebonden agrarisch bedrijf is gerealiseerd. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft zich niet beperkt tot de vraag of burgemeester en wethouders zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat appellant ten tijde van het nemen van de beslissing op het bezwaar geen grondgebonden agrarisch bedrijf uitoefende. Zij heeft tevens de vraag onder ogen gezien of ten tijde van het nemen van de beslissing op het bezwaar moest worden aangenomen dat een dergelijk bedrijf alsnog tot stand zal komen en terecht geconcludeerd dat burgemeester en wethouders onvoldoende grondslag voor die verwachting aanwezig konden achten.
Daarbij wordt nog overwogen dat het in de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2001, inzake 200001594/1, waaraan appellant refereert, niet om een vergelijkbaar geval gaat, reeds omdat het daar een bestemmingsplan in een andere gemeente en een andere rechtsvraag betrof, waarin de verhouding tussen grondgebonden agrarisch bedrijf en niet grondgebonden agrarisch nevenbedrijf niet aan de orde was. Het beroep op die uitspraak slaagt dus niet.
2.4. De rechtbank is derhalve op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat burgemeester en wethouders het bouwplan terecht in strijd hebben geacht met het bestemmingsplan.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2002
202.