ECLI:NL:RVS:2002:AE6014

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200131/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • W.M. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar woonboot door Waterschap Rijn en IJssel

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 juli 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen een eerdere uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen. De zaak betreft een geschil over de vervanging van een woonboot in de Oude Loop van de Oude IJssel te Laag Keppel. De directeur van de afdeling Midden van het Waterschap Rijn en IJssel had in een brief van 12 juni 1998 aan appellante meegedeeld dat de afmetingen van de nieuwe woonark maximaal 17.00 x 5.50 meter mochten bedragen. Appellante maakte bezwaar tegen een besluit van 8 juni 2000, waarin het afdelingsbestuur haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank te Zutphen verklaarde het beroep van appellante op 11 december 2001 ongegrond, waarop appellante hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 5 juli 2002 ter zitting behandeld. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld dat de brief van 12 juni 1998 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht was, waardoor het afdelingsbestuur het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De argumenten die appellante in haar hoger-beroepschrift aanvoerde, gaven geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

200200131/1.
Datum uitspraak: 31 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante] wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 11 december 2001 in het geding tussen:
appellante
en
het bestuur van de afdeling Midden van het Waterschap Rijn en IJssel.
1. Procesverloop
Bij brief van 12 juni 1998 heeft de directeur afdeling Midden van het Waterschap Rijn en IJssel aan appellante onder meer meegedeeld dat bij vervanging van de door haar overgenomen woonboot in de Oude Loop van de Oude IJssel te Laag Keppel, de afmetingen van de nieuwe woonark maximaal 17.00 x 5.50 meter mogen bedragen.
Bij besluit van 8 juni 2000 heeft het bestuur van de afdeling Midden van het Waterschap Rijn en IJssel (hierna: het afdelingsbestuur) het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de bezwarencommissie van het Waterschap Rijn en IJssel van 12 mei 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 11 december 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 8 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 maart 2002 heeft het afdelingsbestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2002, waar het afdelingsbestuur, vertegenwoordigd door ing. H. Gosselink en
mr. J. Meesters, beiden werkzaam bij het Waterschap Rijn en IJssel, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat de brief van 12 juni 1998 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht behelst, zodat het afdelingsbestuur het door appellante daartegen gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hetgeen appellante in haar hoger-beroepschrift heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor een ander standpunt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Haverkamp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2002
306-426.