ECLI:NL:RVS:2002:AE6486
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- W.M. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing urgentieverklaring door burgemeester en wethouders van Utrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om een urgentieverklaring door de burgemeester en wethouders van Utrecht. Het verzoek was gedaan op basis van artikel 2.5.1, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Bestuur Regio Utrecht 1997. De burgemeester en wethouders hebben op 11 juni 2001 afwijzend beslist op het verzoek van appellante. Hiertegen heeft appellante bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 3 oktober 2001 ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht heeft op 24 januari 2002 het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij haar gronden heeft aangevuld in april 2002.
De zaak is ter zitting behandeld op 26 juli 2002, waar de burgemeester en wethouders vertegenwoordigd waren door mr. W. van Beveren. Tijdens de zitting is vastgesteld dat appellante met haar kinderen sinds 5 maart 2002 staat ingeschreven op een adres dat aan haar en haar partner gezamenlijk is toegewezen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat appellante geen processueel belang meer heeft bij een beslissing op het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarom besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 14 augustus 2002.