ECLI:NL:RVS:2002:AE6679
Raad van State
- Hoger beroep
- J.E.M. Polak
- H.W. Groeneweg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, die op 14 mei 2002 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie op 22 april 2002 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet voldoende bewijs had geleverd voor haar asielrelaas, ondanks het ontbreken van documenten die haar verhaal konden onderbouwen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 14 juni 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE6679, de grieven van de vreemdeling beoordeeld. De eerste grief, die stelde dat het ontbreken van documenten niet automatisch tot ongeloofwaardigheid van het asielrelaas kan leiden, werd verworpen. De rechtbank had immers een inhoudelijk oordeel gegeven over het asielrelaas en de vreemdeling had niet de nodige overtuigingskracht kunnen aantonen.
De tweede grief, die betrekking had op de toetsing aan artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, werd als terecht voorgedragen beschouwd, maar leidde niet tot een ander resultaat gezien het oordeel over het asielrelaas. De overige grieven richtten zich tegen de overwegingen van de rechtbank, maar de Raad van State oordeelde dat deze grieven geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
Uiteindelijk concludeerde de Raad van State dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2002.