ECLI:NL:RVS:2002:AE7188

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200006/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • C. de Gooijer
  • C.A. Terwee-van Hilten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor de bouw van een veebrug in Westvoorne

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, die op 21 november 2001 het beroep tegen de vergunningverlening voor de bouw van een veebrug door burgemeester en wethouders van Westvoorne ongegrond verklaarde. De vergunning was verleend op 5 december 2000, en het bezwaar daartegen werd op 21 augustus 2001 ongegrond verklaard. Appellanten stelden dat de brug zou worden gebruikt voor agrarische doeleinden, wat in strijd zou zijn met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Oostvoorne', dat de bestemming 'bos' voor het perceel voorschrijft.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 augustus 2002 behandeld. Tijdens de zitting waren de appellanten, vertegenwoordigd door een gemachtigde, en de burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. N.J.H.M. Slaats, aanwezig. De Afdeling oordeelde dat de president terecht had geconcludeerd dat de bouw van de brug in overeenstemming was met het bestemmingsplan, omdat het bouwen van de brug plaatsvond in het kader van het beheren van het bos en niet gelijkgesteld kon worden aan agrarisch gebruik.

Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 4 september 2002.

Uitspraak

200200006/1.
Datum uitspraak: 4 september 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 21 november 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Westvoorne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2000 hebben burgemeester en wethouders van Westvoorne (hierna: burgemeester en wethouders) aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor de bouw van een veebrug op het perceel [locatie].
Bij besluit van 21 augustus 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 30 mei 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 21 november 2001, verzonden op 22 november 2002, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de president) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 2 januari 2002, bij de Raad van State door middel van een faxbericht ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 27 februari 2002 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. N.J.H.M. Slaats, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder] als partij gehoord
2. Overwegingen
2.1. Appellanten betogen dat de president ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het bouwplan in overeenstemming is met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied Oostvoorne” op het betrokken perceel rustende bestemming “bos”. Hiervoor aangewezen gronden zijn bestemd voor bos alsmede voor dagrecreatief medegebruik. Appellanten stellen dat de brug zal worden gebruikt voor agrarische doeleinden.
2.2. De Afdeling is van oordeel dat de president met juistheid heeft overwogen dat het bouwen van de betrokken brug geschiedt in het kader van het beheren van het bos en dat de wijze van begrazing niet gelijk is te stellen met een agrarisch gebruik van de grond. De president is derhalve op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de brug niet in strijd is met het bestemmingsplan, zodat burgemeester en wethouders, gelet op artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet, de gevraagde vergunning moesten verlenen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. C. de Gooijer en mr. C.A. Terwee-van Hilten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2002
164.