200001843/1 en 200202814/1.
Datum uitspraak: 11 september 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de [rechtspersoon], gevestigd te [plaats],
appellante,
gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerders.
Bij besluit van 30 juni 1999 heeft de gemeenteraad van Zevenaar, op voorstel van burgemeester en wethouders van 7 juni 1999, vastgesteld het bestemmingsplan "11e herziening bestemmingsplan Lentemorgen II".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 25 januari 2000,
nr. RE1999.67477, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 12 april 2000, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2000, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij besluit van 12 september 2001 heeft de gemeenteraad van Zevenaar, op voorstel van burgemeester en wethouders van 26 juni 2001, het bij besluit van 30 juni 1999 vastgestelde bestemmingsplan "11e herziening bestemmingsplan Lentemorgen II" ingetrokken én vastgesteld de gecorrigeerde versie van het bestemmingsplan "11e herziening bestemmingsplan Lentemorgen II".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 9 april 2002, nr. RE2001.88196, beslist over de goedkeuring van het gecorrigeerde bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 27 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen op 28 mei 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 18 juni 2002 hebben verweerders medegedeeld dat het beroepschrift hun geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak met procedurenummers 200001843/1 en 200202814/1 ter zitting gevoegd behandeld op 30 augustus 2002, waar appellante in persoon en bijgestaan door mr. H.M. van der Bij, gemachtigde, en verweerders, vertegenwoordigd door mr. I. Smeenk, gemachtigde, zijn verschenen. Voorts is verschenen de gemeenteraad van Zevenaar, vertegenwoordigd door [gemachtigde], ambtenaar van de gemeente.
Procedurenummer 200001843/1
2.1. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of appellante nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep van 12 april 2000. Zij overweegt dat met de inwerkingtreding van het besluit van 9 april 2002 het plan "11e herziening bestemmingsplan Lentemorgen II" van 30 juni 1999 is vervallen. Vanaf dat moment geldt de - louter in verband met een administratieve fout - gecorrigeerde versie van het bestemmingsplan "11e herziening bestemmingsplan Lentemorgen II". Gelet hierop is het procesbelang van appellante bij een uitspraak van de Afdeling op dit beroep vervallen, zodat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.2. Gelet op de omstandigheden van dit geval, waarbij door de handelwijze van de gemeenteraad van Zevenaar bij de vaststelling van de herziening van het plan, de bijbehorende voorschriften door een administratieve fout niet zijn gewijzigd en aangevuld naar aanleiding van de gegronde zienswijze van appellante en verweerders bij hun goedkeuringsbesluit van 25 januari 2000 deze omissie niet hebben geconstateerd, acht de Afdeling termen aanwezig om ten aanzien van dit beroep een proceskostenveroordeling en vergoeding van het betaalde griffierecht uit te spreken op de hierna onder 3 te vermelden wijze.
Procedurenummer 200202814/1
2.3. Het plan voorziet in een regeling voor de verkoop in de shops bij de motorbrandstofverkooppunten aan de Doesburgseweg.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.
2.4. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.5. Appellante heeft bezwaar tegen de nadere aanduiding “verkoop andere goederen toegestaan” op de plankaart voor zover deze betrekking heeft op de bestaande oppervlakte van de Shell-shop aan de [locatie]. Zij wil dat haar showroom en de ruimte tussen haar showroom en de Shell-shop aan de [locatie] ook de nadere aanduiding “verkoop andere goederen toegestaan” krijgen, zodat zij in een ruimte naast de Shell-shop zelf een verkooppunt voor kruidenierswaren kan exploiteren. Appellante heeft geen bezwaar als maximaal 90 m2 van haar perceel de nadere aanduiding “verkoop andere goederen toegestaan” krijgt. Zij is verder van mening dat de koppeling tussen een verkoopruimte voor motorbrandstoffen en aanverwante artikelen én een verkoopruimte voor andere goederen, zoals neergelegd in artikel 11, tweede lid van de planvoorschriften, leidt tot een monopoliepositie voor Shell. Appellante trekt voorts in twijfel of deze koppeling planologisch is toegestaan.
2.6. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat de koppeling tussen een verkoopruimte voor motorbrandstoffen en aanverwante artikelen én een verkoopruimte voor andere goederen, zoals neergelegd in artikel 11, tweede lid van de planvoorschriften planologisch aanvaardbaar is. Het loslaten van deze koppeling kan leiden tot op zichzelf staande verkooppunten. Volgens de gemeenteraad strookt dit niet met het detailhandelsbeleid van de gemeente Zevenaar waarbij detailhandel, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen geconcentreerd dient te worden in het centrum en in de wijkwinkelvoorzieningen.
2.7. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan goedgekeurd. Zij kunnen instemmen met het standpunt van het gemeentebestuur. Verweerders hebben verder overwogen dat bij de beperking van het verkoopvloeroppervlak is uitgegaan van de bestaande oppervlakte van de Shell-shop aan de [locatie]. Zij hebben voorts overwogen dat met het plan wordt gewaarborgd dat de omzet van het bedrijf van appellante niet voor het merendeel zal worden bepaald door haar detailhandelsfunctie, waardoor de winkelstructuur binnen de gemeente Zevenaar niet in onevenredige mate wordt verstoord. Verweerders stellen zich tot slot op het standpunt dat privaatrechtelijke verhoudingen buiten haar publiekrechtelijke toetsingstaak vallen.
2.8. De Afdeling ziet gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting geen grond voor het oordeel dat verweerders niet het standpunt hebben kunnen innemen dat de koppeling tussen een verkoopruimte voor motorbrandstoffen en aanverwante artikelen én een verkoopruimte voor andere goederen, zoals neergelegd in artikel 11, tweede lid van de planvoorschriften planologisch aanvaardbaar is. Hetgeen appellante heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat het loslaten van deze koppeling niet een onevenredige verstoring van de bestaande winkelstructuur van de gemeente Zevenaar kan veroorzaken. Voorts zijn verweerders in het kader van deze procedure terecht niet getreden in de privaatrechtelijke verhouding tussen appellante en de oliemaatschappij Shell. Dit zou immers in strijd zijn met de taak van verweerders, zoals weergegeven in overweging 2.4.
2.9. Gezien het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van dit beroep geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep met procedurenummer 200001843/1 niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep met procedurenummer 200202814/1 ongegrond;
III. veroordeelt gedeputeerde staten van Gelderland in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep met procedurenummer 200001843/1 gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Gelderland te worden betaald aan appellante;
IV. gelast dat provincie Gelderland aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep met procedurenummer 200001843/1 betaalde griffierecht € 204,20 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Broekman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2002