ECLI:NL:RVS:2002:AE7446
Raad van State
- Hoger beroep
- C. de Gooijer
- M.E.E. Wolff
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking toevoeging rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 5 december 2001. De appellante had eerder een toevoeging voor rechtsbijstand ontvangen, maar deze werd op 23 september 1999 door het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te Arnhem ingetrokken. Tevens werd op 29 september 1999 haar verzoek om een nieuwe toevoeging afgewezen. De raad voor rechtsbijstand te Arnhem verklaarde de tegen deze besluiten ingestelde beroepen ongegrond. De rechtbank te Arnhem bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 5 december 2001. Tegen deze uitspraak heeft de appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 11 januari 2002.
De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tijdens de zitting op 29 augustus 2002 was de appellante aanwezig, bijgestaan door haar echtgenoot, terwijl de raad vertegenwoordigd werd door mr. P.A.W. Slaats. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak de gronden van het beroep van de appellante weergegeven en kwam tot de conclusie dat het beroep ongegrond was. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep van de appellante een herhaling was van de eerder aangevoerde argumenten en dat deze niet leidden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 11 september 2002.