ECLI:NL:RVS:2002:AE8017

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200201195/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage inzake bouwvergunning met vrijstelling voor balkon en vluchtladder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage, die op 16 januari 2002 een beroep van appellante ongegrond verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning die burgemeester en wethouders van Leiden op 30 november 2000 hadden verleend aan [vergunninghouder] voor het aanbrengen van een balkon en vluchtladder op het perceel [locatie] te Leiden. Het bezwaar van appellante werd op 17 oktober 2001 door de burgemeester en wethouders ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 3 september 2002 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren burgemeester en wethouders vertegenwoordigd door T. Rasser, ambtenaar der gemeente, en [vergunninghouder] was in persoon aanwezig. Appellante was niet ter zitting verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de voorzieningenrechter op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat burgemeester en wethouders bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid hebben kunnen besluiten tot het verlenen van de bouwvergunning en vrijstelling.

Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die aanleiding geven voor een ander oordeel dan dat van de voorzieningenrechter. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 25 september 2002.

Uitspraak

200201195/1.
Datum uitspraak: 25 september 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te
's-Gravenhage van 16 januari 2002 in het geding tussen:
appellante
en
burgemeester en wethouders van Leiden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2000 hebben burgemeester en wethouders van Leiden (hierna: burgemeester en wethouders) aan [vergunninghouder] te Leiden bouwvergunning met vrijstelling verleend voor het aanbrengen van een balkon en vluchtladder op het perceel [locatie] te Leiden.
Bij besluit van 17 oktober 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften van 15 augustus 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 16 januari 2002, verzonden op 18 januari 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 27 februari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 maart 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is [vergunninghouder] in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Hij heeft te kennen gegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken.
Bij brief van 11 mei 2002 heeft [vergunninghouder] een memorie ingediend.
Bij brief van 24 juni 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door T. Rasser, ambtenaar der gemeente, en [vergunninghouder] in persoon, zijn verschenen. Appellante is niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzieningenrechter is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat niet kan worden staande gehouden dat burgemeester en wethouders bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid hebben mogen besluiten tot het verlenen van de onderhavige vrijstelling en bouwvergunning.
2.2. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten aangevoerd die aanleiding geven voor een ander oordeel dan dat van de voorzieningenrechter. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het hoger-beroepschrift vrijwel identiek is aan het beroepschrift bij de rechtbank.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2002
202.