ECLI:NL:RVS:2002:AE8487

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104142/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorwaardelijke toevoeging rechtsbijstand en loonvordering

Op 4 juli 1997 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch een definitieve toevoeging verstrekt voor een spoedprocedure inzake een loonvordering. Deze toevoeging werd op 31 juli 1997 omgezet in een voorwaardelijke toevoeging. Het bureau heeft later, bij besluiten van 30 maart 1998 en 14 januari 1999, het verzoek om deze voorwaardelijke toevoeging om te zetten in een definitieve afgewezen. De appellante, die in hoger beroep ging, had eerder een voorwaardelijke toevoeging ontvangen voor een loonvordering in een bodemprocedure bij de kantonrechter. De Raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch verklaarde op 7 juni 2000 de tegen de besluiten van 14 januari 1999 ingestelde beroepen ongegrond. De rechtbank te 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep tegen deze uitspraak op 26 juni 2001 ongegrond. Appellante stelde dat zij, als zij had geweten dat zij de kosten van rechtsbijstand zelf zou moeten betalen, deze van haar ex-werkgever zou hebben geëist. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het bureau de voorwaardelijke toevoegingen niet had mogen omzetten in definitieve toevoegingen, omdat dit niet op de juiste gronden was gebeurd. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het besluit van de raad voor rechtsbijstand gedeeltelijk werd vernietigd. De Raad van State oordeelde dat de besluiten van het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch van 31 juli 1997 en 30 maart 1998 moesten worden ingetrokken en dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens werd bepaald dat de raad voor rechtsbijstand het griffierecht aan appellante moest vergoeden.

Uitspraak

200104142/1.
Datum uitspraak: 9 oktober 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 26 juni 2001 in het geding tussen:
appellante
en
de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Op 4 juli 1997 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch (hierna: het bureau) onder nummer […] een definitieve toevoeging verstrekt ter zake van een spoedprocedure inzake een loonvordering, welke toevoeging door het bureau bij besluit van 31 juli 1997 is gemuteerd in een voorwaardelijke toevoeging. Bij besluiten van 30 maart 1998 en van 14 januari 1999 heeft het bureau het verzoek om mutatie van deze voorwaardelijke toevoeging in een definitieve toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 15 augustus 1997 heeft het bureau onder nummer […] een voorwaardelijke toevoeging verstrekt ter zake van een loonvordering in een bodemprocedure bij de kantonrechter. Bij besluiten van 8 september 1998 en van 14 januari 1999 heeft het bureau geweigerd deze voorwaardelijke toevoeging te muteren in een definitieve
Bij besluit van 7 juni 2000 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) de tegen de besluiten van 14 januari 1999 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor bezwaar en beroep van 28 mei 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 26 juni 2001, verzonden op 6 juli 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 8 augustus 2001, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 oktober 2001 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak aan de orde gesteld ter zitting van 27 augustus 2002. Partijen zijn daar niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), geeft het bureau een voorwaardelijke toevoeging af, indien het verzoek om rechtsbijstand betrekking heeft op een aanmerkelijk financieel belang of aannemelijk is dat de kosten van rechtsbijstand verhaald kunnen worden op een derde.
Ingevolge het derde lid van dit artikel geeft het bureau geen definitieve toevoeging af, indien na beëindiging van de rechtsbijstand blijkt dat de financiële draagkracht van de verzoeker zodanig is toegenomen dat deze de in artikel 34 genoemde bedragen overschrijdt, of dat de rechtzoekende de kosten van rechtsbijstand kon verhalen op een derde.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, kan het bureau de toevoeging, anders dan op verlangen van de verzoeker, wijzigen, beëindigen of intrekken, indien:
a. deze is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens omtrent de aard of het belang van de zaak, de financiële draagkracht of de woonplaats van de verzoeker;
b. de verzoeker de voor een goede behartiging van zijn zaak noodzakelijke medewerking weigert;
c. de verzoeker in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage en overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd voorschot, te voldoen;
d. de financiële draagkracht van de verzoeker voor de beëindiging van de rechtsbijstand aanzienlijk blijkt te zijn toegenomen.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, wordt rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van deze wet verleend aan hen wier inkomen per maand ƒ 2.245,00 of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn.
2.2. Het bureau heeft bij zijn besluiten, welke door de raad in administratief beroep zijn gehandhaafd, de voorwaardelijke toevoegingen niet omgezet in definitieve toevoegingen omdat gebleken was dat het inkomen van appellante na beëindiging van de rechtsbijstand ƒ 2.382,00/€ 1.080,91 bedroeg en daarmee het in artikel 34, eerste lid, van de Wrb genoemde bedrag overschreed.
De rechtbank heeft zich bij dit standpunt aangesloten en het beroep ongegrond verklaard.
2.2.1. In hoger beroep voert appellante – zakelijk weergegeven - aan, dat wanneer zij geweten zou hebben dat zij haar rechtsbijstandkosten zelf zou moeten betalen, zij deze zeker van haar ex-werkgever zou hebben geëist in de tegen hem gevoerde procedures, waarin de rechtsbijstand werd verleend en waarop de in geding zijnde toevoegingen betrekking hebben. Voorts heeft zij betoogd dat het onaanvaardbaar is dat, nu zij gedwongen was procedures te beginnen tegen haar ex-werkgever om haar salaris uitbetaald te krijgen, zij vervolgens blijft zitten met de kosten van rechtsbijstand.
2.3. De Afdeling overweegt als volgt. Het bureau heeft de bij besluit van 4 juli 1997 verstrekte definitieve toevoeging onder nummer […] bij wijze van een administratieve correctie bij besluit van 31 juli 1997 gemuteerd in een voorwaardelijke toevoeging. Blijkens de brief van het bureau aan de gemachtigde van appellante van 30 juni 1998 was de aanvankelijke verlening van de definitieve toevoeging het gevolg van een fout van het bureau. Hiermee staat vast dat de wijziging in een voorwaardelijke toevoeging niet is geschied op één van de in artikel 33, eerste lid, genoemde wijzigingsgronden. Nu de in vorenbedoeld artikellid gegeven opsomming een limitatief karakter heeft, moet worden geoordeeld dat het bureau de hem in genoemd artikel gegeven bevoegdheid in dit geval te buiten is gegaan en daarmee gehandeld heeft in strijd met dat artikellid.
2.4. Nu niet in geschil is dat het inkomen van appellante boven het in artikel 34, eerste lid, van de Wrb genoemde bedrag van ƒ 2.245,00/€ 1018,74 lag, heeft de raad, aldus toepassing gevend aan artikel 31, derde lid, van de Wrb - welk artikel geen plaats biedt voor de kennelijk door appellante voorgestane afwijking – in zoverre terecht geweigerd de voorwaardelijke toevoeging onder nummer […] om te zetten in een definitieve toevoeging.
2.5. Het besluit van 7 juni 2000 komt, voorzover is nagelaten het administratief beroep tegen het besluit van 14 januari 1999, nummer […], gegrond te verklaren en dit te vernietigen, voor vernietiging in aanmerking. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van 26 juni 2001 dient in zoverre te worden vernietigd.
De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen door het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre alsnog gegrond te verklaren en het besluit van 7 juni 2000 in zoverre te vernietigen. Zij ziet aanleiding om op na te melden wijze in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 26 juni 2001, kenmerk AWB 00/5584, voorzover daarbij niet onder gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep het besluit van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch van 7 juni 2000 ten dele is vernietigd;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch van 7 juni 2000, voorzover daarbij het administratief beroep tegen het besluit van 14 januari 1999, nummer […], ongegrond is verklaard en is nagelaten dit besluit te vernietigen;
V. verklaart het administratief beroep in zoverre gegrond;
VI. vernietigt het besluit van het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch van 14 januari 1999, nummer […];
VII. bepaalt dat de besluiten van het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch van 31 juli 1997 en van 30 maart 1998, eveneens met nummer […], zijn ingetrokken;
VIII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van
7 juni 2000, voorzover dit is vernietigd;
IX. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
X. gelast dat de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 104,37 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2002
195-209.