ECLI:NL:RVS:2002:AE9194

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104973/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • A. Kosto
  • J.J.C. Voorhoeve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan voor de bouw van een sportzaal nabij woongebied

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van een bestemmingsplan door de gedeputeerde staten van Overijssel, dat de bouw van een sportzaal nabij een woongebied mogelijk maakt. De gemeenteraad van Borne (thans Almelo) had op 21 december 2000 het bestemmingsplan 'Boerenbond/Bornerbroek, partiële herziening Rammelhuiskamp' vastgesteld, dat op 10 augustus 2001 door de gedeputeerde staten werd goedgekeurd. Appellant, een bewoner in de nabijheid, heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat door de bouw van de sportzaal op een afstand van 10 meter van zijn woning. Hij stelt dat deze afstand niet voldoet aan de aanbevelingen in de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse gemeenten.

De Raad van State heeft de zaak op 26 augustus 2002 behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de gedeputeerde staten bij hun besluit de beoordelingsmarges niet hebben overschreden. De gemeenteraad heeft gesteld dat de sportzaal aan officiële eisen zal voldoen en dat de afstand van 10 meter verantwoord is, gezien de aard van de sportzaal en het karakter van het gebied. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de sportzaal niet als een categorie 3 bedrijf kan worden aangemerkt, maar als een categorie 2 bedrijf, waarvoor een kortere afstand tot woningen kan gelden.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de gedeputeerde staten in redelijkheid hebben kunnen besluiten dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 23 oktober 2002.

Uitspraak

200104973/1.
Datum uitspraak: 23 oktober 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2000 heeft de gemeenteraad van Borne (thans: Almelo), op voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "Boerenbond/Bornerbroek, partiële herziening Rammelhuiskamp".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 10 augustus 2001, kenmerk RWB/2001/393, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 8 oktober 2001, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 8 oktober 2001, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 oktober 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 6 juni 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2002, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. M. Bekooy, advocaat te Enschede, en verweerders, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie zijn verschenen. Voorts zijn daar de raad van de gemeente, vertegenwoordigd door D.W. Bethlehem, ambtenaar van de gemeente, en de Stichting Binnensportaccomodatie, vertegenwoordigd door gemachtigde, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plangebied bevindt zich tussen de Pastoor Ossestraat en de Rammelhuiskamp. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in de bouw van een sportzaal bij het gemeenschapshuis. Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan grotendeels goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appellant stelt zich op het standpunt dat verweerders ten onrechte goedkeuring aan het plan hebben verleend voorzover dat de bouw van een sportzaal tot op een afstand van 10 meter van zijn woning mogelijk maakt. Hij vreest aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Hij voert daartoe aan dat niet wordt voldaan aan de in de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse gemeenten (verder: de Brochure) aanbevolen afstand. Voorts heeft hij bezwaar tegen de in het bestemmingsplan opgenomen vrijstellingsbevoegdheid.
2.4. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat de in het geding zijnde planherziening niet veel verschilt van het geldende bestemmingsplan wat betreft de mogelijkheid van de bouw van een sportzaal. De sportzaal zal aan officiële (sport)eisen voldoen, maar is niet van zodanige omvang dat grote toernooien zullen plaatsvinden. Gezien de aard van de sportzaal en het karakter van het gebied acht de gemeenteraad het verantwoord een afstand van 10 meter tot de woning van appellant aan te houden.
2.5. Verweerders hebben geen aanleiding gezien het plan op dit punt in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan in zoverre goedgekeurd. Zij hebben de overwegingen van de gemeenteraad ondersteund en tevens overwogen dat sprake zal zijn van een acceptabel geluidniveau bij de aanwezige woningen wanneer wordt voldaan aan de normen die in het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatieinrichtingen milieubeheer zijn opgenomen.
2.6. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als “Maatschappelijke doeleinden -M-“ aangewezen gronden, voorzover hier van belang, bestemd voor een gemeenschapshuis (inclusief peuterspeelzaal), sportieve activiteiten en voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg. Bij het bestreden besluit hebben verweerders goedkeuring onthouden aan de zinsnede “goot” in artikel 6, derde lid, en aan het gedeelte “goot” in de op de plankaart aangegeven verklaring “maximale goothoogte in meters” voorzover die betrekking heeft op de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”. Derhalve geldt ingevolge artikel 6, derde lid, aanhef, in samenhang met de plankaart voor gebouwen een maximale hoogte van 9 meter. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.
Uit de plankaart blijkt dat de bouwgrens op 10 meter afstand van het woonhuis van appellant ligt. Vast staat dat op het bouwvlak een sportzaal van 22 bij 28 meter kan worden gebouwd met een maximale hoogte van 9 meter.
Bij de beoordeling van de mogelijke hinder voor appellant hebben verweerders in navolging van het gemeentebestuur de Brochure als uitgangspunt genomen. In de Brochure worden indicatieve afstanden genoemd die door een bedrijf uit een bepaalde categorie in acht moeten worden genomen tot in een rustige woonwijk gelegen woningen. Volgens vaste jurisprudentie kan van deze afstanden, gelet op de lokale omstandigheden, gemotiveerd worden afgeweken.
Gezien de afmetingen van de zaal en de daarbij behorende mogelijkheden voor het gebruik, deelt de Afdeling niet het standpunt van appellant dat de sportzaal aangemerkt moet worden als een categorie 3 bedrijf, “sporthal”, op grond waarvan een minimale afstand van 50 meter tot woonbebouwing in een rustige woonwijk moet worden aangehouden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking de normen van de sportkoepel NOC/NSF, waarbij op grond van afmetingen onderscheid in sporthallen en sportzalen wordt gemaakt. Verweerders hebben dan ook bij hun beoordeling ervan uit kunnen gaan dat de sportzaal een categorie 2 bedrijf betreft.
Verweerders hebben onderkend dat de afstand tussen de nieuwbouw met de sportzaal en de woning van appellant kleiner is dan 30 meter, de afstand die in de Brochure is aanbevolen voor een categorie 2 bedrijf tot woonbebouwing in een rustige woonwijk. Gelet op de andere - niet-woon - functies in het gebied, zoals de doorgaande weg, het gemeenschapshuis, winkels en kantoren, hebben verweerders de omgeving van de sportzaal gekenschetst als een “gemengd gebied” en niet als “rustige woonwijk”. Naar het oordeel van de Afdeling is dit niet onjuist. Voorts heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat de sportzaal niet kan voldoen aan de normen die zijn opgenomen in het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatieinrichtingen milieubeheer. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, in afwijking van de in de Brochure aanbevolen afstand, een afstand van 10 meter tot de woning van appellant niet zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
2.6.1. Ingevolge artikel 10 (Algemene vrijstellingsbevoegdheid), eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften kan door burgemeester en wethouders vrijstelling worden verleend ten behoeve van het afwijken van de in de planvoorschriften bepaalde maatvoering voor ten hoogste 10%. Ingevolge het bepaalde onder b van dit artikellid is vrijstelling mogelijk voor een geringe wijziging van plaats, afmeting en richting van bestemmings- of bouwgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de kaart. Ingevolge het tweede lid van dit artikel mogen burgemeester en wethouders slechts gebruik van deze bevoegdheid maken indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Gelet op de maximale toegestane bouwhoogte van 9 meter voorziet de eerste vrijstellingsbevoegdheid in een beperkte afwijking. Gelet op de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b opgenomen voorwaarden voorziet deze vrijstellingsbevoegdheid eveneens in beperkte afwijkingsmogelijkheden. Tevens kunnen burgemeester en wethouders eerst na afweging van de betrokken belangen gebruik maken van deze bevoegdheid.
Verweerders hebben dan ook in redelijkheid kunnen concluderen dat wegens deze vrijstellingsbevoegdheden geen goedkeuring aan het plan behoefde te worden onthouden.
2.7. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders in zoverre terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en mr. A. Kosto en dr. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2002
59-411.