ECLI:NL:RVS:2002:AE9514
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H.B. van der Meer
- E.M.H. Hirsch Ballin
- D.A.C. Slump
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door Wetterskip Marne-Middelsee
Op 30 oktober 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om schadevergoeding door het dagelijks bestuur van het Wetterskip Marne-Middelsee. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding dat door het dagelijks bestuur op 6 januari 2000 werd afgewezen. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar ongegrond op 2 november 2000. De rechtbank te Leeuwarden verklaarde op 14 februari 2002 het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij haar gronden aanvulde in april 2002. De zitting vond plaats op 14 oktober 2002, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.H. van der Wal, en het dagelijks bestuur door gemachtigde J.J. Koersma.
De Raad van State overwoog dat volgens artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding een kwantiteitsbeheerder verplicht is om peilbesluiten vast te stellen voor oppervlaktewateren. Appellante stelde dat zij sinds 1991 schade aan haar woning ondervond door een peilverlaging die in 1970 had plaatsgevonden. Het dagelijks bestuur had haar verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 40 van de Wet op de waterhuishouding afgewezen. De rechtbank oordeelde terecht dat de schade van appellante niet het gevolg was van het peilbesluit dat op 17 december 1993 was genomen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 30 oktober 2002.