ECLI:NL:RVS:2002:AE9525

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200201429/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Kosto
  • J.J. Vis
  • J.J.C. Voorhoeve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied en goedkeuring door gedeputeerde staten van Drenthe

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Buitengebied" door de gedeputeerde staten van Drenthe. Appellant sub 1, wonend te [woonplaats], en appellante sub 2, de stichting "Stichting Milieufederatie Drenthe", hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 29 januari 2002 van de gedeputeerde staten, waarin goedkeuring werd onthouden aan het plandeel met de bestemming "Beekdalen C" en goedkeuring werd verleend aan het plandeel met de bestemming "Jonge veldontginningen". De gemeenteraad van Diever, thans gemeente Westerveld, had eerder op 23 april 1997 het bestemmingsplan vastgesteld, maar dit werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gedeeltelijk vernietigd in een uitspraak van 10 april 2001. De appellanten stellen dat de gedeputeerde staten ten onrechte hebben getoetst aan het oude streekplan in plaats van het geldende Provinciaal Omgevingsplan (POP). De Afdeling overweegt dat de toetsing aan het POP noodzakelijk was, aangezien dit op het moment van het bestreden besluit het geldende streekplanbeleid was. De Afdeling vernietigt het besluit van de gedeputeerde staten, omdat het niet op een deugdelijke motivering berustte. De beroepen van appellant sub 1 en appellante sub 2 worden gegrond verklaard, en de gedeputeerde staten worden veroordeeld in de proceskosten van de appellanten.

Uitspraak

200201429/1.
Datum uitspraak: 30 oktober 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant], wonend te [woonplaats],
2. de stichting "Stichting Milieufederatie Drenthe", gevestigd te Assen,
appellanten,
en
gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 april 1997 heeft de gemeenteraad van Diever, thans gemeente Westerveld, op voorstel van burgemeester en wethouders van 15 april 1997, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 18 november 1997, kenmerk 6.2/9705560, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Dit besluit heeft de Afdeling bij uitspraak van 10 april 2001, no. E01.98.0003/1 gedeeltelijk vernietigd.
Verweerders hebben bij hun besluit van 29 januari 2002, kenmerk 6.8/2002000931, een nieuwe beslissing omtrent de goedkeuring genomen. Dit besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 8 maart 2002, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2002, en appellante sub 2 bij brief van 20 maart 2002, bij de Raad van State ingekomen op 21 maart 2002, beroep ingesteld. Appellant sub 1 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 13 maart 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 30 mei 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2002, waar appellant sub 1, in persoon, en appellante sub 2, vertegenwoordigd door drs. ing. R. Scheringa, en verweerders, vertegenwoordigd door A.J. Anema, ambtenaar der provincie zijn verschenen. Tevens is daar namens de gemeente Westerveld J. Kamping, ambtenaar der gemeente, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).
Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vóór 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.
2.2. Het plan heeft betrekking op het grondgebied van de voormalige gemeente Diever, thans gemeente Westerveld, met uitzondering van de bebouwde kommen van de ter plaatse gelegen dorpen en kernen van de direct daaraan grenzende gronden.
2.3. Appellant sub 1 stelt dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben onthouden aan het plandeel met de bestemming “Beekdalen C” gelegen in het gebied tussen de kernen Diever en Kalteren, voorzover dit de bouw van een schuilvoorziening voor zijn vee op zijn perceel niet meer mogelijk maakt. Hij voert aan dat verweerders ten onrechte hebben getoetst aan het oude streekplan “Streekplan Provincie Drenthe” (hierna: het Streekplan) in plaats van aan het geldende streekplan als neergelegd in het Provinciaal Omgevingsplan (hierna: het POP).
Appellante sub 2 stelt dat verweerders ten onrechte de aan de enclave Oude Willem toegekende bestemming “Jonge veldontginningen” hebben goedgekeurd, voorzover dit de bouw van kassen mogelijk maakt. Zij voert, evenals appellant sub 1, aan dat verweerders ten onrechte hebben getoetst aan het Streekplan in plaats van aan het POP. Hierdoor is de bestemming “Jonge veldontginning” in strijd met zowel het provinciale als nationale beleid om de natuurwaarden in het gebied te behouden. Evenmin hebben verweerders rekening gehouden met de omstandigheid dat ten tijde van het bestreden besluit twee van de vier agrarische bouwvlakken zijn aangekocht en niet meer voor agrarische doeleinden in gebruik zijn. Hierdoor, zo stelt appellante, is de bestemming “Jonge veldontginning” geen passende bestemming meer.
2.3.1. Verweerders hebben zich op het standpunt gesteld dat zij bij hun beoordeling van de nog aan de orde zijnde plandelen in verband met de datum van de vaststelling van het plan en de marges neergelegd in de uitspraak van de Afdeling dienen uit te gaan van het Streekplan.
Verweerders hebben goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming “Beekdalen C” gelegen in het gebied tussen Diever en Kalteren. Zij achten de bestemming “Essen en oude veldontginningen” het meest passend, aangezien de gronden deel uitmaken van een gebied met kenmerken van een oude veldontginning en voor een zeer klein deel van de Westeresch. Zij achten de bestemming eveneens nodig ter bescherming van de aanwezige gebiedskenmerken en waarden.
Verweerders hebben aan het plandeel met de bestemming “Jonge veldontginningen” in de enclave Oude Willem goedkeuring verleend. Zij stellen zich op het standpunt dat zolang op twee percelen nog een agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend, de uitoefening daarvan gewaarborgd dient te worden. Verder achten zij de beperkte mogelijkheid tot kassenbouw gelet op de situering van de percelen aan de rand van het opengebied en het stellen van nadere eisen ten aanzien van de inpassing in het landschap niet bezwaarlijk.
2.4. Wat betreft de bezwaren van appellanten die zien op de toetsing aan het provinciaal beleid overweegt de Afdeling het volgende.
Het karakter van de toetsing van een bestemmingsplan door gedeputeerde staten brengt met zich dat alle feiten en omstandigheden die zich tot aan het nemen van het besluit omtrent de goedkeuring hebben voorgedaan in aanmerking moeten worden genomen. Het POP is op 16 december 1998 door provinciale staten van Drenthe vastgesteld, zodat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit op 29 januari 2002 het POP het geldende streekplanbeleid bevatte. Dat ten tijde van de vaststelling van het plan door de gemeenteraad het Streekplan nog van kracht was kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt in verband waarmee bij dit besluit aan het POP voorbijgegaan had moeten worden. Evenmin kan de omstandigheid dat de Afdeling in haar uitspraak van 10 april 2001 het Streekplan als uitgangspunt neemt als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt, aangezien in de uitspraak het besluit van verweerders van 18 november 1997, derhalve voor vaststelling van het POP, aan de orde was. Gelet op het vorenstaande hadden verweerders bij de beoordeling van het plan moeten uitgaan van het POP en niet van het Streekplan.
Het besluit van verweerders berust dan ook niet op een deugdelijke motivering, zodat het bestreden besluit ten aanzien van het plandeel met de bestemming “Beekdalen C” gelegen in het gebied tussen Diever en Kalteren en het plandeel met de bestemming “Jonge veldontginningen” in het gebied Oude Willem wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden vernietigd. De beroepen van appellant sub 1 en appellante sub 2 zijn gegrond.
2.5. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van appellant sub 1 en appellante sub 2 gegrond;
II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Drenthe, kenmerk 6.8/2002000931, voor zover het betreft de onthouding van goedkeuring aan het plandeel met de bestemming “Beekdalen C” en de goedkeuring van het plandeel met de bestemming “Jonge veldontginningen”, zoals nader aangeven op de bij de uitspraak behorende gewaarmerkte kaart;
III. veroordeelt gedeputeerde staten van Drenthe in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 50,11 voor appellant sub 1 en € 53,91 voor appellante sub 2; het bedrag dient door provincie Drenthe te worden betaald aan appellanten;
IV. gelast dat provincie Drenthe aan appellant sub 1 en appellante sub 2 het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 109,00 en € 218,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Voorzitter, en mr. J.J. Vis en dr. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2002
260-416.