ECLI:NL:RVS:2002:AE9526

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104827/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Kosto
  • J.J. Vis
  • J.J.C. Voorhoeve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan bedrijventerrein Vriezerbrug en de legalisering van een tankstation met kiosk en cafetaria

Op 30 oktober 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over de goedkeuring van een bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Vriezerbrug in Tynaarlo. De gemeenteraad had op 19 september 2000 het bestemmingsplan vastgesteld, dat onder andere de legalisering van een tankstation, kiosk en cafetaria op het perceel aan de Energieweg 1-3 omvatte. Appellanten, exploitanten van tankstations in de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit plan, omdat zij vreesden dat de vestiging van het nieuwe tankstation hun economische belangen zou schaden en dat er geen distributie-planologisch onderzoek was uitgevoerd.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 23 september 2002, waarbij de verweerders, vertegenwoordigd door drs. ing. A.T. Hiddema, en de gemeenteraad van Tynaarlo, vertegenwoordigd door F.J. Slieker, aanwezig waren. De appellanten zijn niet ter zitting verschenen. De Afdeling overwoog dat de gemeenteraad de vestiging van het tankstation passend achtte, gezien de centrale ligging op het bedrijventerrein en het feit dat het bedrijf voornamelijk een plaatselijk verzorgingsgebied bedient. De Afdeling concludeerde dat de gemeenteraad en de verweerders in redelijkheid konden besluiten dat het plan niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling oordeelde verder dat de bezwaren van appellanten, die vooral voortkwamen uit de vrees voor concurrentieverlies, niet voldoende onderbouwd waren. De Afdeling stelde dat er geen aanleiding bestond om in het kader van de goede ruimtelijke ordening concurrentieverhoudingen te reguleren, tenzij er sprake zou zijn van een ernstige verstoring van het voorzieningenpatroon. Aangezien dit niet aannemelijk was gemaakt, werd het beroep van appellanten ongegrond verklaard. De Raad van State heeft de goedkeuring van het bestemmingsplan bevestigd en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200104827/1.
Datum uitspraak: 30 oktober 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], gevestigd te [plaats] en [plaats]
en
gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2000 heeft de gemeenteraad van Tynaarlo, op voorstel van burgemeester en wethouders van 27 juni 2000, het bestemmingsplan “Partiële herziening bestemmingsplan bedrijventerrein Vriezerbrug 2e fase” vastgesteld. Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 21 augustus 2001, kenmerk 6.1/2001001467, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 2 oktober 2001, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 november 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 25 juni 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2002, waar verweerders, vertegenwoordigd door drs. ing. A.T. Hiddema, ambtenaar der provincie, is verschenen. Tevens is daar namens de gemeenteraad van Tynaarlo F.J. Slieker, ambtenaar der gemeente, verschenen. Appellanten zijn niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet onder meer in de legalisering van een tankstation, kiosk en cafetaria gevestigd op het perceel aan de Energieweg 1-3 te Tynaarlo. Verweerders hebben bij het bestreden besluit goedkeuring aan het plan verleend.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om – voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen – te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geconcludeerd dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appellanten, beide exploitanten van een tankstation in de omgeving van de kern van Vries, stellen dat verweerders ten onrechte goedkeuring aan het plan hebben verleend. Zij hebben bezwaar tegen de legalisering van het tankstation met kiosk en cafetaria.
Appellanten stellen zich op het standpunt dat de vestiging zal leiden tot een ontwrichting van de markt en menen dat ten onrechte een distributie-planologisch onderzoek ontbreekt. In dat verband hebben zij aangevoerd dat hun omzet met minimaal een derde achteruit is gegaan sinds de komst van het tankstation aan de Energieweg.
Verder stellen appellanten dat een tankstation met detailhandel en een cafetaria niet past op een bedrijventerrein.
2.4. De gemeenteraad acht de vestiging van het tankstation op het perceel passend. Hij ziet geen reden om het samengestelde bedrijf gelet op de centrale ligging op het bedrijventerrein te weren. Verder heeft het bedrijf in hoofdzaak een plaatselijk verzorgingsgebied, waardoor geen sprake zal zijn van een bijzondere intensieve verkeersaantrekkende werking, aldus de gemeenteraad. Ook de vestiging van de cafetaria acht hij passend. Deze levert een bijdrage aan het voorzieningenniveau op het bedrijventerrein. Daarbij vindt de gemeenteraad van belang dat de cafetaria geïntegreerd is in een bedrijf. Verder stelt de gemeenteraad dat de kiosk, waarvan het assortiment niet afwijkt van dat van een doorsnee benzineverkooppunt, een ondergeschikt deel is van de bedrijfsvoering.
2.5. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan goedgekeurd. Verweerders stellen dat uitbreiding en nieuwvestiging tegenwoordig door de markt en niet distributie-planologisch worden gestuurd. Het bestemmingsplan geeft daarbij de ruimtelijke grenzen aan. Verder achten zij een restaurant op, bij of grenzend aan een bedrijventerrein niet ongebruikelijk. In dat verband achten zij van belang dat het plan slechts voorziet in een cafetaria.
2.6. Ten aanzien van het bezwaar dat verweerders in onvoldoende mate op de ingebrachte bedenkingen zijn ingegaan, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat verweerders de bedenkingen, hoewel summier, onvoldoende bij hun besluitvorming omtrent de goedkeuring hebben betrokken.
2.7. Aan de gronden aan de Energieweg 1-3 is de bestemming “Bedrijfsdoeleinden B” met de aanduiding “cafetaria toegestaan” toegekend. Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder b, van de planvoorschriften zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor het uitoefenen van een herstelinrichting en verkoopruimte voor motorvoertuigen, tankstation met uitzondering van LPG-tankstation, wasinstallatie, kiosk en cafetaria.
Het tankstation [naam 1] bevindt zich op een bedrijventerrein ten westen van de rijksweg A28. Het tankstation [naam 2] met shop en washal bevindt zich in de directe nabijheid van de oprit voor de rijksweg A28, ten oosten van deze weg, op een afstand van ongeveer één kilometer van tankstation [naam 1]. Het autobedrijf [naam] met tankstation en shop bevindt zich in de kern van Vries op een afstand van ongeveer 3 kilometer van tankstation [naam 1].
Vaststaat dat het tankstation met kiosk en cafetaria sinds 1998 aan de Energieweg gevestigd en in gebruik is. De Afdeling volgt het standpunt van verweerders dat een onderzoek naar de distributie-planologische gevolgen van de vestiging van het tankstation niet nodig is, aangezien het tankstation reeds enkele jaren ter plaatse is gevestigd. Hierdoor zijn de gevolgen van de vestiging van het tankstation reeds bekend en konden verweerders deze bij hun besluitvorming betrekken.
De Afdeling is van oordeel dat, voor zover de bezwaren van appellanten zijn ingegeven door de vrees dat zij in hun economische belangen worden geschaad, er in beginsel geen aanleiding bestaat om in het kader van een goede ruimtelijke ordening concurrentieverhoudingen te reguleren dan wel de marktpositie van gevestigde bedrijven te beschermen. Slechts in het geval zich een ernstige verstoring van het in het verzorgingsgebied aanwezige voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector zal voordoen, zodanig dat sprake is van een in planologisch opzicht onaanvaardbare situatie, is hiervoor plaats. In dit geval is vrees voor een dergelijke verstoring niet aannemelijk gemaakt.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat verweerders niet in redelijkheid hebben kunnen instemmen met de vestiging van een tankstation met kiosk en cafetaria op een bedrijventerrein.
2.8. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is genomen of voorbereid in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders in zoverre terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Voorzitter, en mr. J.J. Vis en dr. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2002
270-416.