ECLI:NL:RVS:2002:AE9894
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- J.A.E. van der Does
- C. de Gooijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergunning voor het doden van vogels onder de Jachtwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te Zwolle, die op 26 februari 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had een vergunning aangevraagd om bepaalde vogels, waaronder kauwen en eksters, te doden op zijn gronden in de gemeente Brederwiede. Deze vergunning was eerder verleend door de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, maar werd ingetrokken na bezwaar van de stichting De Faunabescherming. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van (dreigende) belangrijke schade die het verlenen van de vergunning rechtvaardigde.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 augustus 2002 behandeld. De appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door een ambtenaar van het ministerie. De Afdeling heeft overwogen dat de Jachtwet, die in dit geschil centraal staat, grotendeels was vervallen per 1 april 2002. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er belangrijke schade was die een vergunning rechtvaardigde. De staatssecretaris had in een eerdere brief duidelijk uiteengezet wanneer er sprake zou zijn van belangrijke schade, maar de appellant was er niet in geslaagd om dit aan te tonen.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 6 november 2002.