ECLI:NL:RVS:2002:AF0798

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200103492/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • J.R. Schaafsma
  • M. Oosting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Eindhoven binnen de Ring en bezwaar van appellanten

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van een bestemmingsplan door de gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 13 november 2000 door de gemeenteraad van Eindhoven was vastgesteld. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit bestemmingsplan, dat betrekking heeft op de gedeeltelijke herziening van de voorschriften van het bestemmingsplan "Eindhoven binnen de Ring" voor het terrein Zwembadweg. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 10 oktober 2002, waarbij de appellanten hun bezwaren hebben toegelicht. Appellanten sub 1 vrezen dat de bebouwing van het terrein, dat momenteel als parkeerplaats wordt gebruikt, zal leiden tot een tekort aan parkeerplaatsen en dat de bezonning, het uitzicht en de privacy van de woningen aan de noordzijde van de Zwembadweg onaanvaardbaar zullen worden aangetast. Appellanten sub 2 stellen dat de bouw van een tien verdiepingen tellend gebouw niet past in de omgeving en dat de afstand tot hun panden te gering is, wat hun privacy ernstig zou aantasten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de gedeputeerde staten bij hun besluit om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan, de beoordelingsmarges hebben overschreden en het recht onjuist hebben toegepast. De Afdeling heeft vastgesteld dat er geen bebouwingsgrens op de plankaart is aangegeven en dat de goedkeuring van de planherziening in strijd is met de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen van de appellanten zijn gegrond verklaard, het besluit van de gedeputeerde staten is vernietigd en goedkeuring aan de planherziening is onthouden. Tevens zijn de gedeputeerde staten veroordeeld in de proceskosten van appellanten sub 2 en is bepaald dat de provincie Noord-Brabant het griffierecht aan beide appellanten dient te vergoeden.

Uitspraak

200103492/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten], wonend te [woonplaats]
2. [appellanten], alle te [woonplaats]
en
gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2000 heeft de gemeenteraad van Eindhoven, op voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "Gedeeltelijke herziening van de voorschriften van het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring” (terrein Zwembadweg)".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 16 juni 2001, nr. 727693, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 12 juli 2001, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2001, en appellanten sub 2 bij brief van 30 augustus 2001, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2001, beroep ingesteld. Appellanten sub 1 hebben hun beroep aangevuld bij brief van 10 september 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 november 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 23 juli 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2002, waar verweerders, vertegenwoordigd door [gemachtigde], ambtenaar van de provincie, en de gemeenteraad van Eindhoven, vertegenwoordigd door [gemachtigde], ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.2. Appellanten stellen dat verweerders de planherziening ten onrechte grotendeels hebben goedgekeurd.
[Appellanten sub 1] vrezen dat door bebouwing van het terrein, dat thans in gebruik is als parkeerterrein, een tekort aan parkeerplaatsen zal ontstaan. Voorts vrezen zij dat wat betreft de woningen aan de noordzijde van de Zwembadweg de bezonning, het uitzicht en de privacy onaanvaardbaar worden aangetast.
[Appellanten sub 2] voeren aan dat een gebouw van tien verdiepingen niet past in de omgeving en in strijd is met de uitgangspunten die in de beschrijving in hoofdlijnen zijn geformuleerd. Voorts wordt aangevoerd dat de afstand tot de panden van [appellanten sub 2] te gering is, waardoor iedere vorm van privacy zal komen te vervallen en de bestaande ruimtelijke beleving van het omliggende groen ernstig zal worden verstoord.
2.3. Bij uitspraak van 13 juli 2000, in zaak nr. 199901030/1, heeft de Afdeling het besluit van verweerders van 1 juni 1999, nr. 205732, inzake de goedkeuring van het door de gemeenteraad van Eindhoven op 12 oktober 1998 vastgestelde bestemmingsplan “Eindhoven binnen de ring” vernietigd, onder meer voor zover daarbij goedkeuring was verleend aan artikel 4.9.2 van de planvoorschriften en aan het gedeelte van de plankaart dat betrekking heeft op het in het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de ring” als “ontwikkelingslocatie 7” aangeduide gebied, het zogenoemde “terrein Zwembadweg”. Voorts heeft de Afdeling zelf voorziend aan deze planonderdelen goedkeuring onthouden.
De hier aan de orde zijnde herziening betreft de hiervoor genoemde gedeelten van het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de ring”.
2.4. Het gewijzigde artikel 4.9.2 luidt: “de locatie Zwembadweg, op de kaart aangeduid als ontwikkelingslocatie 7, ligt tussen de hoogbouwreeks van de torens van de TD, het Stadhuis en de DELA. Er wordt daarom gestreefd naar gestapelde woonvormen die passen in deze lijn tot ten hoogste tien bouwlagen en een bebouwingshoogte van ten hoogste 35 meter. De bebouwing moet zich echter ook goed verdragen tot de omliggende woonsferen en het achterliggende groen. Het streven is ongeveer 40 appartementen te bouwen, waarvan de parkeerbehoefte op het terrein dient te worden opgelost, bij voorkeur onder de bebouwing”.
Het terrein Zwembadweg is op de gewijzigde plankaart voorzien van een ruitvormige arcering, een als “hoogtegrens” aangeduide ononderbroken lijn, de vermelding “12 meter” ten noorden van deze lijn en de vermelding “35 meter” ten zuiden van evengenoemde lijn.
Ingevolge artikel 21 van het op 12 oktober 1998 vastgestelde bestemmingsplan “Eindhoven binnen de ring” dienen burgemeester en wethouders de bestemmingen in de artikelen 10 tot en met 20 van dit plan uit te werken met inachtneming van hetgeen in deze artikelen is bepaald en met inachtneming van de beschrijving in hoofdlijnen die is opgenomen in de artikelen 3 tot en met 9. Op het terrein aan de Zwembadweg is artikel 4.9.2 van de beschrijving in hoofdlijnen van toepassing. Voorts dienen de op de kaart aangegeven structuren en overige aanduidingen met daaruit voortvloeiende beperkingen in acht worden genomen.
2.5. Verweerders hebben de planherziening goedgekeurd met uitzondering van een strook langs de noordelijke grens van het plangebied van de herziening en met uitzondering van de zinsnede “op de kaart aangeduid als ontwikkelingslocatie 7” van artikel 4.9.2.
2.6. De Afdeling stelt vast dat op de plankaart van de herziening geen bebouwingsgrens is aangegeven en dat ook overigens de bij de uitwerking in acht te nemen bepalingen er niet aan in de weg staan dat een uitwerkingsplan wordt opgesteld dat bebouwing mogelijk maakt tot aan de grens van het plangebied van de herziening, welke grens vrijwel op de perceelsgrenzen van appellanten is gelegd. Hoewel blijkens het inmiddels opgestelde bouwplan en blijkens het verhandelde ter zitting het niet in de bedoeling ligt tot op de plangrens te bouwen, acht de Afdeling het uit een oogpunt van rechtszekerheid niet aanvaardbaar dat zulks niet in de bestemmingsplanherziening is vastgelegd. Door de herziening niettemin goed te keuren, behoudens de hiervoor genoemde onderdelen, hebben verweerders gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht.
De beroepen zijn reeds in verband hiermee gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de hier aan de orde zijnde planherziening. Voorts ziet de Afdeling aanleiding zelf voorziend goedkeuring aan de planherziening te onthouden voorzover daaraan niet reeds goedkeuring is onthouden.
2.7. Overigens wijst de Afdeling er op dat op de plankaart van de herziening niet de betekenis wordt vermeld van de ruitvormige arcering en de aanduidingen “12 meter” en “35 meter” en dat de afzonderlijke legenda bij de kaarten die deel uitmaken van het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de ring” verscheidene ruitvormige arceringen bevatten, die echter wat betreft de schaal geen van alle overeenkomen met de ruitvormige arcering op de plankaart van de herziening. Voorts wordt de betekenis van de aanduidingen “12 meter” en “35 meter” niet in de legenda vermeld en wordt daarnaar evenmin in de planvoorschriften verwezen.
2.8. Ten aanzien van appellanten sub 2 dienen verweerders op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van appellanten sub 1 is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 16 juni 2001, nr. 727693, voorzover daarbij het op 13 november 2000 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgestelde bestemmingsplan "Gedeeltelijke herziening van de voorschriften van het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring” (terrein Zwembadweg)" is goedgekeurd;
III. onthoudt goedkeuring aan de onder II. bedoelde herziening voorzover daaraan niet reeds goedkeuring is onthouden;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voorzover dit is vernietigd;
V. veroordeelt gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door appellanten sub 2 in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,--, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de provincie Noord-Brabant te worden betaald aan appellanten;
VI. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 102,10 voor appellanten sub 1 en € 204,20 voor appellanten sub 2) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. M. Oosting, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. De Groot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002
210.