ECLI:NL:RVS:2002:AF0811

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200201513/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • P.A. Offers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor varkensstallen in Hellendoorn

Op 20 november 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de burgemeester en wethouders van Hellendoorn tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Almelo. De zaak betreft de weigering van de burgemeester en wethouders om aan [verzoeker] een vergunning te verlenen voor de bouw van varkensstallen op een perceel in Hellendoorn. De burgemeester en wethouders hadden op 14 augustus 2000 besloten om de vergunning te weigeren, en dit besluit werd later door hen in bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank te Almelo had op 1 februari 2002 het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, wat leidde tot het hoger beroep van de burgemeester en wethouders.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2002 werd de zaak behandeld, waarbij de appellanten en [verzoeker] vertegenwoordigd waren. De Afdeling overwoog dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de burgemeester en wethouders het bezwaar van [verzoeker] hadden moeten doorzenden aan de Eerstaanwezend Ingenieur Directeur. De Afdeling oordeelde dat [verzoeker] in zijn bezwaarschrift niet had ingegaan op de weigering van de benodigde verklaring van geen bezwaar, waardoor de burgemeester en wethouders niet verplicht waren om het bezwaarschrift door te zenden.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep van de burgemeester en wethouders gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Het beroep van [verzoeker] werd alsnog ongegrond verklaard, omdat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan en [verzoeker] niet beschikte over de benodigde verklaring van geen bezwaar. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200201513/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. burgemeester en wethouders van Hellendoorn,
2. de staatssecretaris van Defensie,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 1 februari 2002 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
appellanten sub 1.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 augustus 2000 hebben appellanten sub 1 geweigerd aan [verzoeker] vergunning te verlenen voor de bouw van varkensstallen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellendoorn, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 6 juli 2001 hebben appellanten sub 1 het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 14 juni 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 1 februari 2002, verzonden op die dag, heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders, met inachtneming van het in deze uitspraak gestelde, het bezwaarschrift voor zover gericht tegen de beslissing van de Eerstaanwezend Ingenieur Directeur van 20 (lees: 22) december 2000 alsnog aan deze doorzenden. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten sub 1 bij brief van 6 maart 2002, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2002, en appellant sub 2 bij brief van 14 maart 2002, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 4 april 2002 heeft [verzoeker] een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2002, waar appellanten sub 1, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Brinker, ambtenaar der gemeente, en appellant sub 2, vertegenwoordigd door mr. H. Zilverberg, gemachtigde, zijn verschenen.
Tevens is daar [verzoeker], vertegenwoordigd door gemachtigde, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten sub 1 betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht, het bezwaar van [verzoeker] tegen hun besluit van 14 augustus 2000 hadden moeten doorzenden aan de Eerstaanwezend Ingenieur Directeur. Dit betoog slaagt.
2.1.1. [verzoeker] heeft bij brief van 24 augustus 2000 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 augustus 2000 tot weigering van de bouwvergunning. Hij is in dit bezwaarschrift niet ingegaan op de weigering van de Eerstaanwezend Ingenieur Directeur de ingevolge artikel 18a, eerste lid, van de planvoorschriften benodigde verklaring van geen bezwaar te verlenen. Dat kon ook niet, omdat [verzoeker] deze verklaring pas in november 2000 heeft aangevraagd en de Eerstaanwezend Ingenieur Directeur op 22 december 2000 heeft geweigerd de verklaring te verlenen. Gelet hierop rustte op appellanten sub 1 niet de plicht het bezwaarschrift van [verzoeker] door te zenden aan de Eerstaanwezend Ingenieur Directeur.
2.2. Het hoger beroep van appellanten sub 1 is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [verzoeker] zelf afdoen.
2.3. Niet in geschil is, en ook de Afdeling gaat er vanuit, dat het bouwplan zowel ten tijde van het primaire besluit als ten tijde van de beslissing op bezwaar in strijd was met het bestemmingsplan “Buitengebied 1995” omdat [verzoeker] niet beschikte over de ingevolge artikel 18a, eerste lid, van de planvoorschriften benodigde verklaring van geen bezwaar van de Eerstaanwezend Ingenieur Directeur. Gelet op het bepaalde in artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet konden burgemeester en wethouders dan ook niet anders dan hun weigering de bouwvergunning te verlenen in bezwaar handhaven. Het beroep van [verzoeker] dient dan ook alsnog ongegrond te worden verklaard.
2.4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de Afdeling niet toe aan de beoordeling van het hoger beroep van appellanten sub 2.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van burgemeester en wethouders van Hellendoorn gegrond;
II. verklaart het door [verzoeker] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Bastein, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Bastein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002.
13.