ECLI:NL:RVS:2002:AF0840

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200202647/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.A.E. van der Does
  • J.A.M. van Angeren
  • E.A. Alkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Haarlem inzake geluidwerende voorzieningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Verkeer en Waterstaat tegen een uitspraak van de rechtbank te Haarlem. De rechtbank had op 10 april 2002 het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard en de beslissing van de Minister om geluidwerende voorzieningen aan de woning van [verzoeker] aan te brengen, vernietigd. De Minister had eerder op 1 maart 2001 besloten om deze voorzieningen aan te brengen, maar op 20 juni 2001 verklaarde hij het bezwaar van [verzoeker] deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. De Minister ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij hij werd vertegenwoordigd door mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem. Tijdens de zitting op 11 november 2002 bleek dat [verzoeker] zijn beroep bij de rechtbank en het bezwaar tegen het besluit van 1 maart 2001 op 15 maart 2002 had ingetrokken, voordat de rechtbank uitspraak had gedaan. Dit was niet aan de rechtbank gemeld, waardoor deze het niet in haar oordeelsvorming kon betrekken. De Raad van State oordeelde dat er op het moment van de uitspraak geen geschil meer was tussen partijen, en dat [verzoeker] geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het hoger beroep van de Minister werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het beroep van [verzoeker] werd alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200202647/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Minister van Verkeer en Waterstaat,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Haarlem van 10 april 2002 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [plaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2001 heeft appellant (hierna: de Minister) bepaald dat aan de woning van [verzoeker] geluidwerende voorzieningen zullen worden aangebracht.
Bij besluit van 20 juni 2001 heeft de Minister – voorzover thans van belang – het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 10 april 2002, verzonden op 12 april 2002, heeft de rechtbank te Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Minister bij brief van 14 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 juni 2002 heeft [verzoeker] een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2002, waar de Minister, vertegenwoordigd door mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem, is verschenen. [verzoeker] is met kennisgeving niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Uit de stukken blijkt dat [verzoeker] zijn beroep bij de rechtbank en het door hem tegen het besluit van 1 maart 2001 gemaakte bezwaar op 15 maart 2002, derhalve voordat de rechtbank uitspraak had gedaan, heeft ingetrokken. Partijen hebben de rechtbank dit niet gemeld, zodat deze dit niet in haar oordeelsvorming heeft kunnen betrekken. Dit laat echter onverlet, dat reeds op het moment waarop de aangevallen uitspraak werd gewezen, er tussen partijen geen sprake meer was van een geschil. [verzoeker] had, naar thans moet worden vastgesteld, dan ook geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt het door [verzoeker] bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Haarlem van 10 april 2002, Awb 01-1071;
III. verklaart het door [verzoeker] bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. E.A. Alkema, Leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Van Loon
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002
284-364.