200101328/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Nederlandse onderneming voor energie en milieu B.V." (Novem), gevestigd te Sittard,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 29 januari 2001 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Chip Market Europe B.V.", gevestigd te Eindhoven
Bij besluit van 10 juni 1999 heeft appellante afwijzend beslist op twee verzoeken van Chip Market Europe B.V. (hierna: Chip Market) om haar afschriften te verstrekken van het Novem-advies en van het advies van het Programmabureau E.E.T. met betrekking tot het project Asiflex.
Bij besluit van 3 september 1999 heeft appellante het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 januari 2001, verzonden op 8 februari 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 april 2001. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 11 oktober 2001 heeft appellante stukken overgelegd ten aanzien waarvan zij tevens geheimhouding ingevolge artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft verzocht.
Bij brief van 17 augustus 2001 heeft Chip Market van antwoord gediend. Bij brief van 23 oktober 2001 heeft zij voorts aan de Afdeling toestemming verleend om mede op basis van de geheime stukken uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij Novem, en Chip Market, vertegenwoordigd door [gemachtigde], directeur, en mr. K.W.H. Albert, advocaat te Boxtel, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
In het tweede lid van artikel 11 is bepaald dat over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
2.2. Het geschil betreft het naar aanleiding van de subsidieaanvraag van Chip Market in het kader van de Subsidieregeling economie, ecologie en technologie opgestelde "Pre-advies E.E.T." en het "Standaardformulier E.E.T. pre-kwalificatie", beide met nummer EETP96054. Niet in geschil is het oordeel van de rechtbank dat dit stukken betreft die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad.
2.3. Appellante betwist het oordeel van de rechtbank dat het "Pre-advies E.E.T." geen persoonlijke beleidsopvattingen bevat en dat appellante de strekking van artikel 11, tweede lid, tweede volzin, van de Wob heeft miskend door ten aanzien van de in het "Standaardformulier" vervatte persoonlijke beleidsopvattingen niet aan de desbetreffende medewerkers zelf te vragen of zij konden instemmen met openbaarmaking.
2.4. Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis te hebben genomen van de desbetreffende stukken komt de Afdeling, anders dan de rechtbank, tot het oordeel, dat in het Pre-advies persoonlijke beleidsopvattingen zijn vervat. Naast een omschrijving van het project, die identiek is aan de projectomschrijving die is opgenomen in het door het Programmabureau E.E.T. aan Chip Market verstrekte advies van de Adviescommissie ("Oordeel ACE Pre-Adviesronde E.E.T. 1996"), bevat het stuk een door de opstellers gegeven (voorlopige) "score", gebaseerd op hun waardering van het project en de verschillende onderdelen daarvan, vergezeld van een toelichting. Appellante bestrijdt terecht het oordeel van de rechtbank dat het hier om een feitelijke toelichting gaat. De "score" en de daaronder opgenomen passages kunnen als waarderingen en meningen van de desbetreffende medewerker(s) en daarmee als persoonlijke beleidsopvattingen worden aangemerkt. Openbaarmaking van deze passages heeft appellante derhalve met een beroep op artikel 11, eerste lid, van de Wob, achterwege kunnen laten. De rechtbank heeft dit miskend. Het hoger beroep is in zoverre gegrond.
2.5. Met betrekking tot de in het "Standaardformulier" opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het in de eerste plaats aan de desbetreffende medewerkers zelf is om te beslissen of zij in voorkomende gevallen kunnen instemmen met openbaarmaking van stukken waarin persoonlijke beleidsopvattingen van hen zijn neergelegd. Aangezien appellante over deze aangelegenheid in het geheel geen oordeel van de medewerkers heeft gevraagd, heeft zij, aldus de rechtbank, de strekking van artikel 11, tweede lid, tweede volzin, van de Wob miskend en haar besluit op onzorgvuldige wijze voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
Appellante bestrijdt dit oordeel van de rechtbank met recht. De beslissing om over persoonlijke beleidsopvattingen informatie te verstrekken is een beslissing van het bestuursorgaan. Indien het bestuursorgaan op basis van zijn discretionaire bevoegdheid, met het oog op een goede en democratische bestuursvoering, beslist om over persoonlijke beleidsopvattingen informatie te verstrekken, kan het dit slechts in tot personen herleidbare vorm doen indien de betrokkene daarmee heeft ingestemd. Het bestuursorgaan heeft de vrijheid, gelet op de verantwoordelijkheid voor de bestuursvoering, om ondanks instemming van betrokkenen de informatie niet te verschaffen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 859, nr. 3, p. 38). In dit geval kan niet worden geoordeeld dat appellante niet in redelijkheid heeft mogen afzien van gebruikmaking van haar in artikel 11, tweede lid, van de Wob neergelegde bevoegdheid op de grond dat niet is gebleken dat een goede en democratische bestuursvoering is gediend met openbaarmaking. Aan het vragen van de in de tweede volzin van artikel 11, tweede lid, van de Wob bedoelde instemming is appellante dan ook terecht niet toegekomen.
2.6. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep gegrond is en de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en het inleidende beroep van Chip Market alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 29 januari 2001, AWB 99/8509;
II. verklaart het door Chip Market Europe B.V. bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J. Boukema, Voorzitter, en mr. E. Korthals Altes en mr. D.A.C. Slump, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Boukema w.g. Broodman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002