ECLI:NL:RVS:2002:AF0853

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200101329/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J. Boukema
  • E. Korthals Altes
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wob-verzoek om openbaarmaking van persoonlijke beleidsopvattingen in subsidieaanvraag

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 november 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep over een Wob-verzoek van Free Energy International B.V. (FEI) om afschriften van documenten die zijn opgesteld in het kader van een subsidieaanvraag. Het verzoek werd afgewezen door de Nederlandse onderneming voor energie en milieu B.V. (Novem), die als appellante optrad. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Novem onzorgvuldig had gehandeld door niet te vragen of de betrokken medewerkers instemden met de openbaarmaking van hun persoonlijke beleidsopvattingen. De Afdeling oordeelde echter dat de beslissing om deze informatie te verstrekken een discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan is. Het bestuursorgaan kan besluiten om informatie niet te verstrekken, zelfs als betrokkenen instemmen, indien dit in het belang van een goede en democratische bestuursvoering is. De Afdeling concludeerde dat Novem terecht had afgezien van het vragen van instemming van de medewerkers, omdat niet was aangetoond dat openbaarmaking de bestuursvoering zou bevorderen. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Afdeling verklaarde het beroep van FEI ongegrond.

Uitspraak

200101329/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Nederlandse onderneming voor energie en milieu B.V." (Novem), gevestigd te Sittard,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 29 januari 2001 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Free Energy International B.V.", gevestigd te Eindhoven
en
appellante.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 1999 heeft het Programmabureau E.E.T., onder verwijzing naar het besluit van appellante van 17 maart 1999, afwijzend beslist op het verzoek van Free Energy International B.V. (hierna: FEI) om haar afschriften te verstrekken van het in het kader van haar subsidie-aanvraag opgestelde pre-advies van het Programmabureau E.E.T. aan de Adviescommissie, het advies van Novem aan het Programmabureau en het advies van de Adviescommissie aan de minister.
Bij besluit van 23 december 1999 heeft appellante het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 januari 2001, verzonden op 8 februari 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 13 maart 2001, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 april 2001. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 11 oktober 2001 heeft appellante stukken overgelegd ten aanzien waarvan zij tevens geheimhouding ingevolge artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft verzocht.
Bij brief van 17 augustus 2001 heeft FEI van antwoord gediend. Bij brief van 23 oktober 2001 heeft zij voorts aan de Afdeling toestemming verleend om mede op basis van de geheime stukken uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij Novem, en FEI, vertegenwoordigd door [gemachtigde], directeur, en mr. K.W.H. Albert, advocaat te Boxtel, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat de stelling van appellante met betrekking tot artikel 4:6 van de Awb geen stand houdt nu de aanvraag van FEI een andere is en afkomstig van een andere rechtspersoon dan de eerder door "Free Energy Europe B.V." ingediende aanvraag. Aan de omstandigheid dat een nauw verband bestaat tussen beide aanvragers heeft de rechtbank op goede gronden geen doorslaggevend gewicht toegekend.
2.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
In het tweede lid van artikel 11 is bepaald dat over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
2.3. Ter zitting is door partijen bevestigd dat het advies van de Adviescommissie bij besluit van 17 maart 1999 is verstrekt. Het geschil in hoger beroep heeft betrekking op het naar aanleiding van de subsidieaanvraag van FEI in het kader van de Subsidieregeling economie, ecologie en technologie opgestelde "Pre-advies subsidieaanvragen vierde tender E.E.T." met nummer EETK98036, het "Standaardformulier Interne Adviesronde E.E.T." met projectnummer EET.98036 en de schriftelijke reactie van de medewerker(s). Niet in geschil is het oordeel van de rechtbank dat dit stukken betreft die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad.
2.4. Appellante betwist het oordeel van de rechtbank dat het "Pre-advies E.E.T." geen persoonlijke beleidsopvattingen bevat en dat appellante de strekking van artikel 11, tweede lid, tweede volzin, van de Wob heeft miskend door ten aanzien van de in het "Standaardformulier" vervatte persoonlijke beleidsopvattingen niet aan de desbetreffende medewerkers zelf te vragen of zij konden instemmen met openbaarmaking.
2.5. Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis te hebben genomen van de desbetreffende stukken komt de Afdeling, anders dan de rechtbank, tot het oordeel dat in het "Pre-advies subsidieaanvragen vierde tender E.E.T." met nummer EETK98063 persoonlijke beleidsopvattingen zijn vervat. Naast een feitelijke omschrijving van het project bevat het stuk een door de opstellers gegeven "Oordeel ACE adviesronde" en een "score", gebaseerd op hun waardering van het project en de verschillende onderdelen daarvan, vergezeld van een toelichting. Appellante bestrijdt terecht het oordeel van de rechtbank dat het hier om een feitelijke toelichting gaat. Het "Oordeel ACE", de "score" en de daaronder opgenomen passages kunnen als waarderingen en meningen van de desbetreffende medewerker(s) en daarmee als persoonlijke beleidsopvattingen worden aangemerkt. Openbaarmaking van deze passages heeft appellante derhalve met een beroep op artikel 11, eerste lid, van de Wob, achterwege kunnen laten. De rechtbank heeft dit miskend. Het hoger beroep is in zoverre gegrond.
2.6. Met betrekking tot de in het "Standaardformulier Interne Adviesronde E.E.T." met projectnummer EET.98036 en de schriftelijke reactie van de medewerker(s) opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het in de eerste plaats aan de desbetreffende medewerkers zelf is om te beslissen of zij in voorkomende gevallen kunnen instemmen met openbaarmaking van stukken waarin persoonlijke beleidsopvattingen van hen zijn neergelegd. Aangezien appellante over deze aangelegenheid in het geheel geen oordeel van de medewerkers heeft gevraagd, heeft zij, aldus de rechtbank, de strekking van artikel 11, tweede lid, tweede volzin, van de Wob miskend en haar besluit op onzorgvuldige wijze voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
Appellante bestrijdt dit oordeel van de rechtbank met recht. De beslissing om over persoonlijke beleidsopvattingen informatie te verstrekken is een beslissing van het bestuursorgaan. Indien het bestuursorgaan op basis van zijn discretionaire bevoegdheid, met het oog op een goede en democratische bestuursvoering, beslist om over persoonlijke beleidsopvattingen informatie te verstrekken, kan het dit slechts in tot personen herleidbare vorm doen indien de betrokkene daarmee heeft ingestemd. Het bestuursorgaan heeft de vrijheid, gelet op de verantwoordelijkheid voor de bestuursvoering, om ondanks instemming van betrokkenen de informatie niet te verschaffen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 859, nr. 3, p. 38). In dit geval kan niet worden geoordeeld dat appellante niet in redelijkheid heeft mogen afzien van gebruikmaking van haar in artikel 11, tweede lid, van de Wob neergelegde bevoegdheid op de grond dat niet is gebleken dat een goede en democratische bestuursvoering is gediend met openbaarmaking. Aan het vragen van de in de tweede volzin van artikel 11, tweede lid, van de Wob bedoelde instemming is appellante dan ook terecht niet toegekomen.
2.7. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep gegrond is en de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en het inleidende beroep van FEI alsnog ongegrond verklaren.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 29 januari 2001, AWB 00/933;
II. verklaart het door Free Energy International B.V. bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J. Boukema, Voorzitter, en mr. E. Korthals Altes en mr. D.A.C. Slump, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Boukema w.g. Broodman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002
204-367.