ECLI:NL:RVS:2002:AF0854

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200202974/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan Aakstraat-De Meerpaal door de gedeputeerde staten van Flevoland

Op 20 november 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen appellanten, wonend te Dronten, en de gedeputeerde staten van Flevoland. De zaak betreft de goedkeuring van het wijzigingsplan 'Centrum Dronten, wijzigingsplan Aakstraat-De Meerpaal en uitwerkingsplan De Meerpaal', dat op 5 maart 2002 door de burgemeester en wethouders van Dronten was vastgesteld. De gedeputeerde staten hebben op 14 mei 2002 besloten over de goedkeuring van dit plan. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het plan leidt tot onaanvaardbare schaduwwerking en parkeerproblemen in hun woonomgeving.

Tijdens de zitting op 1 november 2002 zijn de appellanten vertegenwoordigd door een partij, terwijl de verweerders werden vertegenwoordigd door J. van de Perk, ambtenaar van de provincie, en de gemeenteraad door ir. K. Bijlsma en G.H. van den Heuvel, ambtenaren van de gemeente. De Afdeling heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling concludeert dat de gedeputeerde staten het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening hebben geacht en dat de goedkeuring van het plan terecht is verleend.

De Afdeling heeft overwogen dat de schaduwwerking die het plan met zich meebrengt, niet onevenredig is en dat de parkeernorm in overeenstemming is met het moederplan. De appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de verlegging van de Aakstraat zal leiden tot verkeersonveilige situaties of dat het plan zal leiden tot onevenredige parkeeroverlast. De Afdeling heeft het beroep van de appellanten ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200202974/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Dronten,
en
gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2002 hebben burgemeester en wethouders van Dronten het plan "Centrum Dronten, wijzigingsplan Aakstraat-De Meerpaal en uitwerkingsplan De Meerpaal" vastgesteld.
Dit besluit is aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 14 mei 2002, ROV/02.093545/L, beslist over de goedkeuring van het plan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 31 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen op 3 juni 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 augustus 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van
[partij]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door [partij] en verweerders, vertegenwoordigd door J. van de Perk, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is verschenen de gemeenteraad, vertegenwoordigd door
ir. K. Bijlsma en G.H. van den Heuvel, ambtenaren van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het plan "Centrum Dronten, wijzigingsplan Aakstraat-De Meerpaal en uitwerkingsplan De Meerpaal" (hierna: het plan) betreft zowel een uitwerkingsplan als een wijzigingsplan.
Het uitwerkingsplan “De Meerpaal" betreft de uitwerking van een gedeelte van de bestemming “Uit te werken centrumdoeleinden” zoals neergelegd in het bestemmingsplan “Centrum Dronten” (hierna: het moederplan), vastgesteld door de raad bij besluit van 27 april 2000 en gedeeltelijk goedgekeurd door verweerders bij besluit van 19 december 2000.
Het wijzigingsplan “Aakstraat-De Meerpaal” is gebaseerd op
artikel 15, vijfde lid, van de voorschriften van het moederplan en heeft betrekking op een correctie van de begrenzing tussen de bestemmingen
“Uit te werken centrumdoeleinden” en “Verkeersdoeleinden” ter plaatse van de aansluiting van de Aakstraat op De Oost.
Het plan voorziet in de verbouwing van De Meerpaal, teneinde hier culturele en maatschappelijke instellingen centraal te kunnen vestigen.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is onder andere een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een uitwerkingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan moet worden uitgewerkt volgens bij het plan te geven regelen. Bij de beslissing over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dienen verweerders te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregels is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerders de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens hebben verweerders erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het uitwerkingsplan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appellanten stellen dat verweerders het plan ten onrechte hebben goedgekeurd. Zij vinden het onaanvaardbaar dat de toneeltoren in het voorjaar, het najaar en de winter de zon uit de tuin van de woning aan de [locatie] zal wegnemen. Appellanten zijn verder van mening dat De Meerpaal in zijn geheel verschoven zou moeten worden in westelijke richting zodat de bestaande bebouwing niet in de verdrukking komt. Zij stellen voorts dat verlegging van de Aakstraat zal leiden tot een verkeersonveilige situatie en mogelijk in de toekomst zal leiden tot het verdwijnen van de bestaande garages aan de Aakstraat. Hierdoor zal de privacy van de bewoners in de achtertuinen van de eerste woonblokken aan de Karveelstraat en De Oost onevenredig worden aangetast en tevens onaanvaardbare geluidsoverlast ontstaan. Appellanten vrezen verder dat het plan zal leiden tot parkeerproblemen.
2.4. Burgemeester en wethouders stellen zich op het standpunt dat als gevolg van de uitbreiding van de Meerpaal aan de oostzijde het parkeerterrein aan de Aakstraat weliswaar vervalt, maar het tekort aan parkeerplaatsen in de sectie zuidoost zal worden gecompenseerd door de plek Steenbergen als parkeerplaats aan te wijzen. Ten aanzien van de door
De Meerpaal te veroorzaken schaduwwerking bij de woning van appellant stellen zij, onder verwijzing naar de uitkomst van het onderzoek met betrekking tot de schaduw-/bezonningssituatie zoals neergelegd in de plantoelichting, dat hier geen sprake is van een onevenredige beperking van lichtinval of zonlichttoetreding. Verder zal het tracé van de Aakstraat ter hoogte van de plek Steenbergen (gelegen ten zuidoosten van De Meerpaal) rechtdoor worden getrokken, zodat de huidige bajonetstructuur vervalt.
2.5. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan goedgekeurd. Zij stellen zich op het standpunt dat zowel het uitwerkingsplan als het wijzigingsplan passen binnen de uitwerkingsregels respectievelijk de wijzigingsbevoegdheid zoals deze zijn neergelegd in het moederplan.
2.6. Het gebied waarop het uitwerkingsplan betrekking heeft, is in het moederplan bestemd als “Uit te werken centrumdoeleinden (UC)”. Op grond van de uitwerkingsregels in artikel 4 van dit plan dienen burgemeester en wethouders deze bestemming uit te werken waarbij voor De Meerpaal een maximale hoogte van 25 meter geldt. De Afdeling stelt vast dat het uitwerkingsplan waarin voor De Meerpaal een maximale bouwhoogte van 23,5 meter is vastgelegd hiermee in overeenstemming is.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting ziet de Afdeling verder geen grond voor het oordeel dat verweerders niet in redelijkheid het standpunt hebben kunnen innemen dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning aan de [locatie] niet onevenredig wordt aangetast. Weliswaar zal het uitwerkingsplan schaduwwerking bij de woning met zich brengen maar verweerders hebben daaraan geen overwegende betekenis behoeven toekennen. Hierbij is in aanmerking genomen dat voor de woning aan de [locatie] in het voorjaar, najaar en winter slechts gedurende korte tijd schaduwwerking zal optreden als gevolg van het uitwerkingsplan.
De Afdeling ziet voorts geen grond voor het oordeel dat het plan zal leiden tot onevenredige parkeeroverlast. Hierbij is in aanmerking genomen dat burgemeester en wethouders bij de vaststelling van het plan de parkeernorm die is neergelegd in het moederplan als uitgangspunt hebben genomen en dat het berekende tekort aan parkeerplaatsen zal worden gecompenseerd door de plek Steenbergen waar ongeveer 125 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Overigens is ter zitting van gemeentezijde aannemelijk gemaakt dat de komende jaren meer parkeermogelijkheden zullen worden gerealiseerd in het centrum van Dronten.
Appellanten hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat verlegging van de Aakstraat zal leiden tot een verkeersonveilige situatie.
Voor zover appellanten vrezen voor een mogelijk toekomstige afbraak van hun garage aan de Aakstraat merkt de Afdeling op dat het plan hierin niet voorziet. Het plan leidt niet tot een versmalling van de Aakstraat ter hoogte van de bestaande garages. Blijkens de plankaart van het uitwerkingsplan ligt de Aakstraat op een afstand van 5 meter van de gevel van de aanwezige garages.
Voor zover appellanten wijzen op verplaatsing van De Meerpaal in westelijke richting overweegt de Afdeling dat, nu het plan in overeenstemming is met het moederplan en van ernstige bezwaren tegen het plan niet is gebleken, verweerders in deze procedure alternatieven niet in hun overwegingen behoefden te betrekken.
2.7. Gelet op het bovenstaande ziet de Afdeling geen grond om te oordelen dat verweerders het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening hadden moeten achten. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Broekman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002
12-427.