ECLI:NL:RVS:2002:AF0863

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200201553/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • H. Bekker
  • T.M.A. Claessens
  • R.P. Hoogenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen inzake schadevergoeding door de gemeente Apeldoorn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 1 februari 2002. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, nadat de raad van de gemeente Apeldoorn op 29 juni 2000 een schadevergoeding van ƒ 11.000,00/€ 4991,58 had toegekend op basis van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Appellante was van mening dat de schade die zij had geleden, als gevolg van een bestemmingsplan dat in 1997 in rechte onaantastbaar was geworden, niet voldoende werd vergoed. De schade betrof een waardevermindering van haar appartement van ƒ 40.000,00/€ 18151,21.

De raad had in zijn besluit van 22 maart 2001 het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, waarbij hij zich baseerde op een advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ). Dit advies stelde dat een deel van de schade voor rekening van appellante moest blijven, omdat deze schade voorzienbaar was. De rechtbank heeft het standpunt van de raad bevestigd en geoordeeld dat de schadevergoeding die was vastgesteld, redelijk was.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. Appellante was aanwezig, vergezeld van een partij, en de raad werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. De Afdeling heeft de argumenten van appellante in hoger beroep herhaald, maar heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan de rechtbank. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met overname van de gronden van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 november 2002.

Uitspraak

200201553/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen van 1 februari 2002 in het geding tussen:
appellante
en
de raad van de gemeente Apeldoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2000 heeft de raad van de gemeente Apeldoorn (hierna: de raad) een vergoeding aan appellante toegekend ten bedrage van ƒ 11.000,00/€ 4991,58 op voet van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Bij besluit van 22 maart 2001 heeft de raad het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Onafhankelijke bezwarencommissie van 11 oktober 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 1 februari 2002, verzonden op 4 februari 2002, heeft de rechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 14 maart 2002, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 1 mei 2002 heeft de raad van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn in afschrift aan de raad toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2002, waar appellante in persoon, vergezeld van [partij], en de raad, vertegenwoordigd door J. Schoneveld, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat appellante ten gevolge van het op
3 december 1997 in rechte onaantastbaar geworden bestemmingsplan “Sprengenweg-Noord herziening Loolaan/Maduralaan” in een planologisch nadeliger situatie is komen te verkeren, waardoor zij schade heeft geleden in de vorm van een waardevermindering van haar appartement met ƒ 40.000,00/€ 18151,21.
2.2. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft de raad zich, in overeenstemming met het terzake door de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) uitgebrachte advies van december 1999, op het standpunt gesteld dat een gedeelte van de schade redelijkerwijs voor rekening van appellante dient te blijven wegens voorzienbaarheid daarvan.
De raad heeft op basis van het advies van de SAOZ een vergoeding vastgesteld ten bedrage van ƒ 11.000,00/€ 4991,58 voor het gedeelte van de schade dat niet voorzienbaar was.
2.3. Terecht en op goede gronden heeft de rechtbank dit standpunt niet onjuist geacht. De Afdeling ziet in de herhaling in hoger beroep van hetgeen in beroep naar voren is gebracht, geen aanleiding daarover anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met overneming van de gronden van de rechtbank, te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. H. Bekker en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P. Hoogenboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Hoogenboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002
119-401.