ECLI:NL:RVS:2002:AF1131

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204258/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, die op 24 juli 2002 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Loosdrecht, thans gemeente Wijdemeren, dat hem onder oplegging van een last onder dwangsom had aangesproken om een prieel te verwijderen van zijn perceel. Het besluit tot verwijdering was genomen op 15 augustus 2000, en het bezwaar daartegen werd op 13 december 2000 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift van de appellant te laat was ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring.

De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij op 6 augustus 2002 zijn beroep indiende. Tijdens de zitting op 19 november 2002 werd de zaak behandeld, waarbij de appellant in persoon verscheen, bijgestaan door een gemachtigde, en de burgemeester en wethouders vertegenwoordigd waren door P.A. Kamman. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat het beroepschrift te laat was ingediend. De appellant had in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigden.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 november 2002, waarbij mr. D.A.C. Slump de beslissing vaststelde in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200204258/1.
Datum uitspraak: 27 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 24 juli 2002 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Loosdrecht (thans gemeente Wijdemeren).
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 augustus 2000 hebben burgemeester en wethouders van Loosdrecht, thans gemeente Wijdemeren, (hierna: burgemeester en wethouders) appellant onder oplegging van een last onder dwangsom aangeschreven het prieel geplaatst op perceel [locatie] te [plaats] te verwijderen.
Bij besluit van 13 december 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 16 november 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij brief van 2 januari 2000 (bedoeld zal zijn 2001) hebben burgemeester en wethouders ter uitvoering van het besluit van 14 december 2000 de begunstigingstermijn vastgesteld op 26 februari 2001.
Bij uitspraak van 24 juli 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 27 september 2001 (bedoeld zal zijn 2002) hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft appellant van repliek gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2002, waar appellant in persoon, bijgestaan door gemachtigde, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door P.A. Kamman, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het beroepschrift te laat is ingediend en dat appellant in verzuim is geweest. De rechtbank heeft het beroepschrift van appellant dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Appellant heeft in hoger beroep geen argumenten aangevoerd die aanleiding geven voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het beroepschrift van appellant van 29 januari 2001 uitsluitend betrekking heeft op de lastgeving zelf en geen enkele verwijzing bevat naar de nader vastgestelde begunstigingstermijn.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2002
202.