200202469/1.
Datum uitspraak: 27 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant], gevestigd te [plaats],
burgemeester en wethouders van Groningen,
verweerders.
Bij besluit van 11 februari 1999, kenmerk MD 99.9341, hebben verweerders nadere eisen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) gesteld ten aanzien van [appellant], gelegen op het perceel [locatie]. Dit besluit is aangehecht.
Bij besluit van 25 maart 2002 hebben verweerders het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, onder aanpassing van de in het besluit van 11 februari 1999 onder 1 gestelde nadere eis. Dit besluit en het daaraan ten grondslag liggende advies van de ambtelijke commissie voor de beroep- en bezwaarschriften van 28 februari 2002 zijn aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 5 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 juli 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2002, waar verweerders, vertegenwoordigd door J.P. Wemes en W. Brandsma, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellante kan zich niet verenigen met het in nadere eis 7 opgelegde verbod om levende muziek ten gehore te brengen. In dat verband voert zij aan dat uit geluidonderzoeken blijkt dat bij live-muziek de geluidgrenswaarden niet worden overschreden.
2.1.1. Verweerders stellen dat zij de gedragslijn plegen te hanteren dat indien in een horecagelegenheid de geluidproductie niet meer dan 100 dB(A) mag bedragen om aan de geluidgrenswaarden te kunnen voldoen, zij de nadere eis stellen dat in de inrichting geen levende muziek ten gehore mag worden gebracht. Dit omdat bij live-muziek in het algemeen het bronvermogen veelal ten minste 100 dB(A) bedraagt. Verder blijkt uit een uitgevoerde geluidmeting dat bij het ten gehore brengen van live-muziek de geluidgrenswaarden worden overschreden, aldus verweerders.
2.1.2. Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit, voorzover hier van belang, kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen met betrekking tot de in de bijlage opgenomen voorschriften ten aanzien van geluid, voorzover dat in hoofdstuk 4 van die bijlage is aangegeven.
Ingevolge voorschrift 4.1.4 van de bijlage behorende bij het Besluit kan het bevoegd gezag, teneinde te bereiken dat aan de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.6, 1.1.7, 3.4.2, 4.1.1 of 4.1.3 wordt voldaan een nadere eis stellen ten aanzien van:
d. het in acht nemen van gedragsregels die binnen de inrichting in acht moeten worden genomen, waaronder regels ten aanzien van aan- en afrijdend verkeer en komende en gaande bezoekers.
Ingevolge nadere eis 7, die bij het bestreden besluit is gehandhaafd, mag in de inrichting geen “levende muziek” ten gehore worden gebracht.
2.1.3. In opdracht van de drijfster van de inrichting is door het Noordelijk Akoestisch Adviesburo B.V. op 15 maart 1999 een geluidmeting uitgevoerd. In het naar aanleiding van deze meting uitgebrachte akoestische rapport wordt geconcludeerd dat nog net aan de geluidgrenswaarden kan worden voldaan, indien het muziekgeluid in de inrichting in respectievelijk het café in het souterrain, het café op de begane grond en het restaurant op de eerste verdieping ten hoogste 82 dB(A), 85 dB(A) en 76 dB(A) bedraagt. Van de onjuistheid van dit rapport is niet gebleken.
Uit een op de avond van 9 op 10 november 2000 tijdens een live optreden van een band, die representatief is voor een band die live-muziek in Ierse pubs ten gehore brengt, in opdracht van de drijfster van de inrichting door het Noordelijk Akoestisch Adviesburo B.V. uitgevoerde geluidmeting blijkt dat het muziekgeluid in de inrichting varieerde van 91,6 tot 95,6 dB(A). Nu deze gemeten waarden hoger zijn dan de waarden die in de inrichting ten hoogste mogen worden geproduceerd om binnen de geluidgrenswaarden te blijven, betekent dit dat gedurende dit live optreden de geluidgrenswaarden werden overschreden. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat verweerders in redelijkheid nadere eis 7 hebben kunnen stellen teneinde te voorkomen dat de geluidgrenswaarden zullen worden overschreden. Het bezwaar treft geen doel.
2.2. Het beroep is ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. De Vink
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2002