ECLI:NL:RVS:2002:AF1166
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- P.M.M. de Leeuw-van Zanten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongeldigverklaring rijbewijs door Minister van Verkeer en Waterstaat
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de Minister van Verkeer en Waterstaat. De Minister had op 29 augustus 2000 besloten dat de appellant ongeschikt was om motorrijtuigen van de categorieën B/E te besturen, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de Minister verklaarde dit bezwaar op 28 maart 2001 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 24 mei 2002 het beroep van appellant ongegrond verklaarde.
Appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij hij op 9 juli 2002 zijn hoger beroep indiende. Tijdens de zitting op 21 oktober 2002 werd vastgesteld dat appellant inmiddels over een geldig rijbewijs beschikte. Desondanks stelde hij dat hij nog belang had bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de ongeldigverklaring, omdat hij schade had geleden door het besluit. Echter, appellant kon geen concrete schade aantonen die door het besluit was veroorzaakt, en het was niet gebleken dat hij nog enig belang had bij de beoordeling van het geschil.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat appellant geen voldoende belang had bij de beoordeling van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.