ECLI:NL:RVS:2002:AF1168
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit burgemeester en wethouders van Utrecht inzake openstelling Kaatstraat voor verkeer
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank te Utrecht van 18 januari 2002. De burgemeester en wethouders van Utrecht hadden bij besluiten van 23 februari 1999 en 7 december 1999 de Kaatstraat te Utrecht met ingang van 12 april 2000 voor het verkeer in twee richtingen opengesteld. Appellanten, bewoners van de Kaatstraat, maakten bezwaar tegen dit besluit, maar hun bezwaren werden ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep instelden bij de Raad van State.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 10 september 2002. Tijdens deze zitting waren de appellanten vertegenwoordigd door gemachtigden, terwijl de burgemeester en wethouders werden vertegenwoordigd door mr. S. Ramdoelare Tewari en H. Servaas. De Raad overwoog dat appellanten geen bezwaar hadden gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit om de Kaatstraat opnieuw open te stellen voor verkeer. Dit werd als een tekortkoming gezien, waardoor appellanten niet het recht hadden om beroep in te stellen bij de rechtbank. De rechtbank had dit miskend, wat leidde tot de gegrondverklaring van het hoger beroep.
De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellanten niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen in aanmerking te nemen kosten waren aangetoond. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 27 november 2002.