ECLI:NL:RVS:2002:AF1425

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200256/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
  • H. Borstlap
  • S.P.M. Zwinkels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bezwaren tegen vergunning voor jachthaven met geluidvoorschriften en watergangen

In deze zaak heeft de vereniging 'Vereniging van Huiseigenaren Pontdyk-Langweer' beroep ingesteld tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Skarsterlân, waarbij een vergunning is verleend voor de oprichting en exploitatie van een jachthaven met 87 ligplaatsen. De vergunninghouder heeft de vergunning verkregen op basis van de Wet milieubeheer. Het besluit is op 5 december 2001 ter inzage gelegd, waarna appellante op 14 januari 2002 beroep heeft ingesteld. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 november 2002.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de bezwaren van appellante tegen de vergunning beoordeeld, met name de geluidvoorschriften en de bezorgdheid over het dichtslibben van watergangen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de geluidgrenswaarden, zoals voorgeschreven in de vergunning, toereikend zijn om geluidshinder te voorkomen. Dit oordeel is gebaseerd op het deskundigenbericht en het verhandelde ter zitting. De Afdeling concludeert dat de bezwaren van appellante geen doel treffen en dat verweerders zich in redelijkheid op hun standpunt hebben kunnen stellen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 4 december 2002.

Uitspraak

200200256/2.
Datum uitspraak: 4 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging van Huiseigenaren Pontdyk-Langweer", gevestigd te Langweer,
appellante,
en
burgemeester en wethouders van Skarsterlân,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2001, kenmerk 2001-016.ddk, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een jachthaven met 87 ligplaatsen en bijbehorende voorzieningen op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Langweer. Dit aangehechte besluit is op 5 december 2001 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 14 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 mei 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 22 augustus 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2002, waar verweerders, vertegenwoordigd door W. Poppe, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. H.S. de Vries, gemachtigde, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling dient te beoordelen of de bezwaren van appellante aanleiding vormen om het bestreden besluit te vernietigen. Bij uitspraak van 8 maart 2002, no. 200200256/1 (aangehecht) heeft de Voorzitter zich een oordeel gevormd over hetgeen partijen hebben aangevoerd. Gelet op de stukken, waaronder het deskundigenbericht, en het verhandelde ter zitting komt de Afdeling onder verwijzing naar de overwegingen in vorengenoemde uitspraak tot het oordeel dat de daarin behandelde bezwaren van appellante geen doel treffen. Aanvullend overweegt de Afdeling het volgende.
2.2. Appellante heeft bezwaren tegen de aan de vergunning verbonden geluidvoorschriften 3.1 en 3.2 en de zogenaamde 12-dagen regeling in de voorschriften 3.3 en 3.4. In deze voorschriften zijn voor referentiepunten 1 tot en met 7 maximale geluidgrenswaarden voorgeschreven. Blijkens het verhandelde ter zitting betreffen dit de in het akoestisch rapport bij de aanvraag gegeven referentiepunten 7 tot en met 13 die op advies van de gemeentelijke geluidmeetdienst door verweerders zijn vernummerd. Mede gelet op het deskundigenbericht is de Afdeling van oordeel dat verweerders zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat de bij de referentiepunten gegeven geluidgrenswaarden toereikend zijn om geluidhinder vanwege de inrichting te voorkomen dan wel in voldoende mate te beperken. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.3. Met betrekking tot de bezwaren van appellante aangaande het gevaar van het dichtslibben van de watergangen is de Afdeling gelet op het gestelde dienaangaande in het deskundigenbericht en het verhandelde ter zitting van oordeel dat verweerders zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat deze bezwaren ongegrond zijn.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Zwinkels
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2002
309.