200106179/1.
Datum uitspraak: 4 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "AVIM B.V.", gevestigd te Zwammerdam,
appellante,
burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn,
verweerders.
Bij besluit van 5 februari 2001 hebben verweerders aan appellante een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd. De dwangsom is vastgesteld op ƒ 500,00
(€ 226,89) per week, waarin geen veranderingsvergunning op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is aangevraagd, met een maximum van
ƒ 15.000,00 (€ 6806,70).
Bij besluit van 17 september 2001, verzonden op dezelfde dag, hebben verweerders het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 5 februari 2001 gehandhaafd. Dit besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 22 oktober 2001 beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, waar dit is ingekomen op 23 oktober 2001. Het beroepschrift is aangehecht.
De arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage heeft zich ter zake onbevoegd verklaard en heeft het beroepschrift ter verdere behandeling doorgezonden aan de Afdeling.
De gronden van het beroepschrift zijn aangevuld bij brief van 17 december 2001. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 februari 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door gemachtigde, en verweerders, vertegenwoordigd door mr. I.V.M. Damhuis en F.J. Dam, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Ingevolge artikel 5:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht strekt een last onder dwangsom ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.
Ingevolge artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer is het verboden zonder daartoe verleende vergunning een inrichting in werking te hebben.
2.2. Appellante voert aan dat verweerders in de last onder dwangsom niet een aanvraag voor een veranderingsvergunning kunnen eisen.
2.2.1. Verweerders stellen dat door verplaatsing van de metaalwerkplaats de oprichtingsvergunning niet meer toereikend is en dat voor deze verplaatsing een veranderingsvergunning moet worden aangevraagd. Volgens verweerders is de inrichting wat de verplaatste werkplaats betreft zonder een daartoe verleende vergunning in werking zodat zij bevoegd waren tot het opleggen van een last onder dwangsom.
2.2.2. De Afdeling overweegt dat - gelet op het bepaalde in artikel 5:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht – een last onder dwangsom moet strekken tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken van een overtreding. In dit geval bestaat de gestelde overtreding uit het in werking hebben van een deel van de inrichting zonder een daartoe verleende vergunning. Het enkel aanvragen van een vergunning kan deze overtreding niet geheel of gedeeltelijk ongedaan maken.
Gelet op het bovenstaande verdraagt de bestreden beslissing op bezwaar, die strekt tot bevestiging van het besluit van 5 februari 2001, zich niet met artikel 5:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Reeds hierom dient deze beslissing te worden vernietigd.
2.3. Het beroep is gegrond. De bestreden beslissing op bezwaar dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn van 17 september 2001, kenmerk 2001/2446;
III. gelast dat de gemeente Alphen aan den Rijn aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 204,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. M. Oosting en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Havik, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren w.g. Havik
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2002