200004367/1 en 200004368/1.
Datum uitspraak: 4 december 2002.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
de stichting "Stichting Bosbeheer Helden en omgeving", gevestigd te Panningen,
appellante,
burgemeester en wethouders van Maasbree,
verweerder.
Bij besluiten van 10 april 2000 hebben verweerders aan Schutterij St. Antonius en St. Petrus en aan Schutterij St. Anna ontheffingen verleend voor het schieten zonder kogelvanger bij 5 evenementen voor ieder der schutterijen, in totaal 10 evenementen, krachtens het bij hun besluit van 3 april 2000, kenmerk AW 82-05, gestelde voorschrift 8.3.1.
Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het hiertegen door haar ingediende bezwaar heeft appellante bij brief van 6 september 2000, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, aangevuld bij brief van 30 mei 2001, beroepen ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij besluit van 28 september 2000, verzonden op dezelfde datum, hebben verweerders het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij brief van 25 oktober 2000 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 12 augustus 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerders, vertegenwoordigd door P.A.G. Tielen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ten aanzien van de beroepen van appellante tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat appellante nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van deze beroepen, nu verweerders bij besluit van 28 september 2000 alsnog een beslissing op haar bezwaar hebben genomen. De beroepen zijn in zoverre niet-ontvankelijk.
2.2. In artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is, voor die gevallen waarin het bezwaar of beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, bepaald dat het bezwaar of beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen het besluit op de aanvraag, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.
Gelet op deze bepaling moeten de beroepen die appellante heeft ingesteld bij brief van 6 september 2000, aangevuld bij brief van 30 mei 2001, mede worden geacht te zijn gericht tegen het besluit van 28 september 2000.
2.3. Bij uitspraak van heden inzake 200002156/2, heeft de Afdeling het besluit van 3 april 2000, kenmerk AW 82-05, vernietigd voorzover het de daarvan deel uitmakende paragraaf 8.3, “Schieten tijdens evenementen”, betreft. In deze paragraaf was voorschrift 8.3.1 opgenomen, dat de grondslag vormde van het besluit van 28 september 2000. Nu voorschrift 8.3.1 is vernietigd, is met terugwerkende kracht de grondslag komen te ontvallen aan de verleende ontheffingen. Het besluit van 28 september 2000 is in zoverre in strijd met het systeem van de Wet milieubeheer.
Aan de primaire besluiten van 10 april 2000 kleeft hetzelfde gebrek als aan het besluit van 28 september 2000. Aangezien herroeping de enige beslissing is die verweerders na vernietiging van het bestreden besluit kunnen nemen, ziet de Afdeling aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in die zin dat de primaire besluiten van 10 april 2000 worden herroepen.
2.4. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen van appellante, voorzover zij zijn gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar, niet-ontvankelijk. Voor het overige zijn de beroepen gegrond. De door appellante aangevoerde beroepsgronden behoeven dan ook geen bespreking meer.
2.5. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen niet-ontvankelijk voorzover zij zijn gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van appellante tegen de besluiten van 10 april 2000 van burgemeester en wethouders van Maasbree;
II. verklaart de beroepen voor het overige gegrond;
III. vernietigt het besluit van 28 september 2000 van burgemeester en wethouders van Maasbree;
IV. herroept de besluiten van 10 april 2000 van burgemeester en wethouders van Maasbree;
V. veroordeelt burgemeester en wethouders van Maasbree in de door appellante in verband met de behandeling van de beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 50,11; het bedrag dient door de gemeente Maasbree te worden betaald aan appellante;
VI. gelast dat de gemeente Maasbree aan appellante de door haar voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierechten (in totaal € 408,40) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Können, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Können
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2002.