ECLI:NL:RVS:2002:AF1438
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- P.M.M. de Leeuw-van Zanten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit CBR over geschiktheid motorrijtuigenbestuurder met diabetes
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongeschikt is bevonden voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C en E. Het CBR heeft op 29 maart 2001 besloten dat de appellant, die lijdt aan insulineafhankelijke diabetes, niet voldoet aan de geschiktheidseisen. Dit besluit werd op 17 juli 2001 door het CBR bevestigd, waarna de rechtbank te Rotterdam op 8 mei 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 25 juni 2002 is ingediend.
De zaak is behandeld op 21 oktober 2002, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.J. Michielsen, en het CBR werd vertegenwoordigd door mr. L.H. Krajenbrink. De appellant betoogde dat zijn aandoening, een rustige diabetische retinopathie, geen complicatie is in de zin van de geldende regelgeving. De rechtbank had volgens hem ten onrechte geoordeeld dat zijn aandoening als complicatie moest worden aangemerkt, ondanks de medische goedkeuring van zijn geschiktheid door een internist en oogarts.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank op goede gronden tot het oordeel was gekomen dat de retinopathie van de appellant, die het gevolg is van diabetes, als complicatie moet worden beschouwd. Het CBR had de regelgeving niet onjuist toegepast. Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.