ECLI:NL:RVS:2002:AF1440

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200202408/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om invalidenparkeerplaats door burgemeester en wethouders van Bennebroek

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om een invalidenparkeerplaats door de burgemeester en wethouders van Bennebroek. Het verzoek werd oorspronkelijk afgewezen op 1 februari 2000, waarna de burgemeester en wethouders op 18 september 2001 het bezwaar van de appellant ongegrond verklaarden. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem verklaarde op 21 maart 2002 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing eveneens ongegrond. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 2 mei 2002 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 21 oktober 2002, waarbij de appellant in persoon verscheen, bijgestaan door een gemachtigde, en de burgemeester en wethouders vertegenwoordigd waren door L. van der Leij, ambtenaar bij de gemeente. De Raad overwoog dat de voorzieningenrechter het besluit van 18 september 2001 terecht als een beslissing op bezwaar heeft aangemerkt. De Raad concludeerde dat het betoog van de appellant, dat er een noodzakelijk advies van de arrondissementsrechtbank te Haarlem ontbrak, feitelijke grondslag ontbeert.

Verder werd vastgesteld dat de burgemeester en wethouders op basis van adviezen van zowel de wijkagent als het Centraal Meldpunt Zorgverlening, in redelijkheid konden besluiten om de invalidenparkeerplaats niet toe te kennen, omdat er voldoende parkeergelegenheid binnen een straal van 100 meter van de woning van de appellant beschikbaar was. De Raad van State oordeelde dat de appellant niet kon worden gevolgd in zijn stelling dat er sprake was van gelijke gevallen, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was geleverd.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200202408/1.
Datum uitspraak: 4 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem van 21 maart 2002 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Bennebroek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders van Bennebroek (hierna: burgemeester en wethouders) een verzoek van appellant om hem in aanmerking te brengen voor een invalidenparkeerplaats door plaatsing van bord E6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 voor zijn woning afgewezen.
Bij besluit van 18 september 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 21 maart 2002, verzonden op 25 maart 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 16 augustus 2002 hebben burgemeester en wethouders de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2002, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door L. van der Leij, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzieningenrechter heeft het besluit van burgemeester en wethouders van 18 september 2001 terecht aangemerkt als een beslissing op bezwaar. Aan dit besluit ligt een in eerste instantie mondeling en later bij brief van 27 september 2001 schriftelijk bevestigd advies van de politie ten grondslag. Gelet hierop, ontbeert het betoog van appellant dat aan dit besluit ten onrechte een door de arrondissementsrechtbank te Haarlem bij uitspraak van 4 april 2001 noodzakelijk geacht advies ontbreekt, feitelijke grondslag en faalt het reeds om die reden.
2.2. De volgens appellant door een ambtenaar gedane mondelinge mededeling van een eerdere beslissing op bezwaar, waarbij ten gunste van appellant zou zijn beslist, noch de gestelde vertragingen in de voortgang van de procedure, kan leiden tot het oordeel dat burgemeester en wethouders het verzoek van appellant niet mochten afwijzen.
2.3. De voorzieningenrechter heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat burgemeester en wethouders niet in redelijkheid op basis van het advies van zowel de wijkagent als van het Centraal Meldpunt Zorgverlening van het Indicatieorgaan Zuid-Kennemerland, hun medewerking aan een gereserveerde invalidenparkeerplaats hebben kunnen onthouden, omdat binnen een straal van 100 meter van de woning van appellant voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is dan wel gelegenheid om te stoppen om een passagier in- of uit te laten stappen.
2.4. Appellant heeft voorts gesteld dat in een gelijksoortig geval wel een invalidenparkeerplaats is verstrekt door burgemeester en wethouders. Nu daarvoor onvoldoende is gebleken, kan appellant niet worden gevolgd in zijn stelling dat van gelijke of gelijk te stellen gevallen sprake is.
2.5. Hetgeen appellant overigens naar voren brengt, kan evenmin leiden tot een ander oordeel dan dat, waartoe de voorzieningenrechter is gekomen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2002
97-426.