200202921/1.
Datum uitspraak: 4 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Amstelveen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 18 april 2002 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “D-Reizen Vakantie Voordeel Winkels B.V.”, gevestigd te Hoofddorp,
Bij besluiten van 22 februari 2000 hebben appellanten de aanvraag van
D-Reizen Vakantie Voordeel Winkels B.V. (hierna: D-Reizen) om een vergunning te verlenen voor het aanbrengen van lichtreclame aan de voorgevel van het pand Rembrandtweg 28/30 te Amstelveen, geweigerd en D-Reizen aangeschreven zes aanwezige gevelreclames te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden, zulks op straffe van een dwangsom van ƒ2.000,- per dag met een maximum van ƒ60.000,-.
Bij besluit van 7 maart 2000 hebben appellanten hun dwangsombesluit gewijzigd, in die zin dat vijf reclamepanelen moeten worden verwijderd.
Bij besluit van 7 maart 2001 hebben appellanten de daartegen door
D-Reizen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor bezwaar en beroep van 3 januari 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 18 april 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van D-Reizen moeten nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 mei 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 juli 2002 heeft D-reizen van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 november 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Lohman, werkzaam bij het Juridisch en Bestuurlijk Adviescentrum B.V. te Amsterdam, en D-Reizen, vertegenwoordigd door mr. J.J. Turenhout, advocaat te Alphen a/d Rijn, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 4.4.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amstelveen 1999 (hierna: de APV) is het de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Ingevolge het derde lid van dit artikel – voor zover thans van
belang – geldt het in het eerste lid gestelde verbod niet voor zover de Woningwet van toepassing is.
2.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat appellanten de aanvraag van D-Reizen ten onrechte niet hebben getoetst aan het bepaalde in artikel 4.4.2, derde lid, van de APV. Niet is gebleken dat zij hebben beoordeeld of in dit geval de Woningwet een bouwvergunning voor de betreffende reclame-objecten voorschrijft. Het standpunt van appellanten dat in dit geval geen sprake is van overlappende regelgeving, nu de APV een specifiek welstandsdoel nastreeft ten opzichte van de Woningwet, doet hier niet aan af. Anders dan appellanten menen, is het welstandstoezicht in het kader van de Woningwet niet beperkt tot toetsing van de bouwkundige elementen. Nu eerdergenoemde beoordeling ontbreekt, berust de beslissing op het bezwaar, voor zover daarbij de weigering om vergunning te verlenen is gehandhaafd, niet op een draagkrachtige motivering. Hieruit volgt voorts dat appellanten zich vooralsnog ten onrechte bevoegd hebben geacht tot het opleggen van de last onder dwangsom. De beslissing op bezwaar kan in zoverre niet in stand blijven. De rechtbank is tot dezelfde slotsom gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Appellanten dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt burgemeester en wethouders van Amstelveen in de door D-Reizen in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Amstelveen te worden betaald aan D-Reizen.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2002