ECLI:NL:RVS:2002:AF2074

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200205075/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Beekhuis
  • R.G.P. Oudenaller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige besluitvorming door gedeputeerde staten van Gelderland na vernietiging vergunning

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellante tegen het uitblijven van een nieuw besluit door de gedeputeerde staten van Gelderland, na een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 juni 2001. De appellante had een vergunning aangevraagd voor het winnen en verwerken van zand en grind in de gemeente West Maas en Waal, maar deze vergunning was eerder vernietigd. De appellante stelde dat de gedeputeerde staten niet tijdig een nieuw besluit hadden genomen, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State oordeelde dat de gedeputeerde staten inderdaad niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden een nieuw besluit hadden genomen. De termijn voor het nemen van een besluit begint te lopen vanaf de datum van de eerdere uitspraak, in dit geval 1 juni 2001. De Raad van State concludeerde dat er geen bewijs was dat de termijn was verlengd, zoals mogelijk is onder artikel 3:29 van de Algemene wet bestuursrecht.

Het beroep van de appellante werd gegrond verklaard. De Raad van State vernietigde het uitblijven van een besluit en droeg de gedeputeerde staten op om binnen 13 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Daarnaast werden de gedeputeerde staten veroordeeld in de proceskosten van de appellante, die in totaal € 644,00 bedroegen, en moest de provincie Gelderland het griffierecht van € 218,00 vergoeden aan de appellante. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 december 2002.

Uitspraak

200205075/1.
Datum uitspraak: 18 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 september 1998, kenmerk MW96.17475-6093020, hebben verweerders aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vergunninghouder] een vergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor het winnen en verwerken van zand en grind in de gemeente West Maas en Waal.
Bij uitspraak van 1 juni 2001, nummer E03.98.1558, heeft de Afdeling dit besluit vernietigd.
Bij brief van 12 september 2002, bij de Raad van State ingekomen op 18 september 2002, heeft appellante beroep ingesteld tegen het uitblijven van een nieuw besluit. Deze brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2002, waar verweerders, vertegenwoordigd door P.A. Kuijper, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante stelt dat verweerders niet tijdig een nieuw besluit hebben genomen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van
1 juni 2001, nummer E03.98.1558.
2.1.1. Uit het systeem van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat in het onderhavige geval aan de hand van artikel 3:28 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden geoordeeld binnen welke termijn verweerders een nieuw besluit moeten nemen.
Ingevolge artikel 3:28 van de Algemene wet bestuursrecht neemt het bestuursorgaan een besluit op de aanvraag zo spoedig mogelijk, doch – tenzij toepassing is gegeven aan artikel 3:29 – uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
2.1.2. Voor de berekening van de beslistermijn dient in dit geval te worden uitgegaan van de datum van verzending van de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling, te weten 1 juni 2001. Vastgesteld moet worden dat verweerders niet binnen de ingevolge artikel 3:28 van de Algemene wet bestuursrecht geldende termijn van zes maanden opnieuw hebben beslist op de aanvraag van appellante. Niet is gebleken dat verweerders evengenoemde termijn met toepassing van artikel 3:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben verlengd. Verweerders hebben dan ook niet tijdig een besluit genomen.
2.2. Het beroep is gegrond. Het ingevolge artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht voor de toepassing van wettelijke voorschriften over beroep met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit dient te worden vernietigd. Verweerders dienen een besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen de in het dictum gestelde termijn. De Afdeling ziet geen aanleiding de gevraagde dwangsom krachtens artikel 8:72, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht op te leggen.
2.3. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen uitblijven van een besluit;
III. draagt gedeputeerde staten van Gelderland op binnen 13 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt gedeputeerde staten van Gelderland in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Gelderland te worden betaald aan appellante;
V. gelast dat de provincie Gelderland aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 218,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Oudenaller
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2002
179-404.