ECLI:NL:RVS:2002:AF2074
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Beekhuis
- R.G.P. Oudenaller
- Rechtspraak.nl
Tijdige besluitvorming door gedeputeerde staten van Gelderland na vernietiging vergunning
In deze zaak gaat het om een beroep van een appellante tegen het uitblijven van een nieuw besluit door de gedeputeerde staten van Gelderland, na een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 juni 2001. De appellante had een vergunning aangevraagd voor het winnen en verwerken van zand en grind in de gemeente West Maas en Waal, maar deze vergunning was eerder vernietigd. De appellante stelde dat de gedeputeerde staten niet tijdig een nieuw besluit hadden genomen, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad van State oordeelde dat de gedeputeerde staten inderdaad niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden een nieuw besluit hadden genomen. De termijn voor het nemen van een besluit begint te lopen vanaf de datum van de eerdere uitspraak, in dit geval 1 juni 2001. De Raad van State concludeerde dat er geen bewijs was dat de termijn was verlengd, zoals mogelijk is onder artikel 3:29 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het beroep van de appellante werd gegrond verklaard. De Raad van State vernietigde het uitblijven van een besluit en droeg de gedeputeerde staten op om binnen 13 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Daarnaast werden de gedeputeerde staten veroordeeld in de proceskosten van de appellante, die in totaal € 644,00 bedroegen, en moest de provincie Gelderland het griffierecht van € 218,00 vergoeden aan de appellante. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 december 2002.